293
den Lezer tabellarisch de gevonden verschillen aangeven tor linker
zijde, hoe het bij het Indische ter rechterzijde, hoe het bij het
Nederlandsche Leger is gereglementeerd.
Nog dient te worden aangestipt, dat het niet in onze bedoeling-
ligt, om ook die verschillen te vermelden, welke uit zich zelve spre
ken of wier opsomming voor de Indische officieren geene de minste
waarde zoude hebben.
Om dit met een enkel voorbeeld toe te lichten, zou het nutteloos
wezen mede te deelen, dat de geweren in Indië wél, in Nederland
niet gebruineerd zijn; dat het Indisch geweer wel een standvizier
heeft, het Nederlandsche daarentegen geen.
Daar waar alzoo, naar onze meening, het Indische Leger het
Nederlandsche vóór is, zullen wij in dit ons opstel het stilzwijgen
bewaren, omdat toch dusdanige mededeelingen in een Indisch mi
litair tijdschrift geen reden van bestaan zouden hebben, wél echter
voor de Nederlandsche officieren in een Nederlandsch militair orgaan.
Wij geven de voorkeur aan eene nu en dan tabellarische ver
melding, omdat de Lezer alsdan met minder soesah het verschil tus-
schen beide reglementen ontdekken zal, waartoe hij anders telkens de
overeenkomstige paragrafen in zijn reglement zoude dienen op te slaan.
Ie. Deel.
Ie. Afdeeling.
De wapenen en verdere wapenuitrusting.
Tot de wapenuitrusting behoort niet langer:
per man de slotborstel en wisscher
per escouade de loopfrisscher en
per sectie de hulzentrekker.
Benamingen der hoofd- en onderdeelen.
De trekkerveer met nok, tand en schroef mag door den man in
Nederland slechts zeldenin Indië altijd afgenomen worden. De
trekker met tand en pin in Nederland nimmerin Indië slechts zelden.
De patroontrekker met haak in Nederland nimmerin Indië altijd.
Men raadplege hieromtrent ook: Het geweer bij het Nederlandsche en bij
het Indische Leger. Ind, Mil. Tijds. N° 8 van 1882, bladz. 178 en volg.