296
Het merk met den koudbeitel heeft plaats, buiten de bemoeienis
van den geweermaker, bij de compagnie op het terrein, terwijl eerst
daarna de geweermaker er bij te pas komt, om de korrel middels
een koperen schroefje onbewegelijk vast te zetten.
Algemeene beschouwingen over het schieten.
Daaromtrent vindt men in Nederland nog voorgeschreven het navol
gende
Wanneer door den invloed van den wind of andere oorzaken het schot
geregeld naar één zijde afwijkt, dan moet de schutter zijn schot verbe
teren door zijn mikpunt zooveel aan de andere zijde van het te treffen
punt te nemen als de afwijking bedraagt.
Fig. a. Wanneer men namelijk op O mik-
kende (Fig. a.) zijn gemiddeld tref
punt in A, hoog rechts van [O krijgt,
dan zal men op B richtende, gemid-
'q deld evenveel hoog rechts van B, dus
in O treffen
W Om een doel te treffen, dat zich
v
zijwaarts beweegt, moet de schutter
met het geweer de beweging volgen en zooveel zijwaarts van het doel
aanleggen als met de snelheid hiervan overeenkomt. Beweegt zich het
doel in de tijdmaat van den gewonen pas, dan kan men aannemen,, dat
op 100 M. afstand op de voorzijde van den man,
op 150 M. afstand 2 dM. vóór den man,
op 200 M. afstand 4 dM. vóór den man moet gericht worden.
Op een ruiter, die zich op 600 M. afstand zijwaarts in draf of in galop
beweegt, moet respectievelijk 7 of 11 M. vóór het doel aangelegd worden.
Een matige wind dwars door de baan doet den kogel afwijken op
200 M. 0,3 a 0,6 M.
400 M. 1 1,5 M.
600 M. 2 a 3 M.
800 M. 3 a 5 M.
1000 M. 5 a 8 M.
1200 M. 8 a 10 M.
1400 M. 10 a 15 M.
1600 M. 15 a 20 M.
1800 M. 20 a 30 M.