800
3« A,
Het schieten naar de sc
Yoor ieder man worden 180
scherpe patronen te goed gedaan,
onder die patronen zijn begrepen
die, benoodigd voor de oefeningen
der scherpschutters, het inschieten
der geweren, het prijsschieten, de
oefening der officieren, sergeant-
majoors, tamboers en hoornblazers
en voor de verwisseling der wacht-
patronen.
Wanneer eenig schutter gedu
rende één of meer schietoefeningen,
in dienst, ziek of om eenige andere
reden afwezig is, mag hij later de
schoten niet inhalen, die hij in-
tusschen zou gedaan hebben, maar
valt hij weder in met schieten op
den afstand, waarop hij gebleven is.
Alle schutters moeten jaarlijks
bij den aanvang van het schiet-
seizoen, de schietoefeningen weder
beginnen op den kleinsten afstand
van de klasse, waarin zij het vorige
schietseizoen gebleven zijn.
heling.
■ijf. Algemeene bepalingen.
Het aantal toegestane patronen
is onbeperkt en daar in den zomer
2 maal en 's winters 1 maal 's
weeks naar de schijf geschoten
wordt, zou dus ieder man, gesteld
dat hij altijd present was en de
dienst geen enkele keer afgelast
werd, (2 X 26 -f 1 X 26) 5
390 scherpe patronen ver
schieten, boven en behalve het
hierna te vermelden aantal, in
salvovuur op bekende afstanden
te verschieten patronen.
De schutters der 3C klasse, die
gedurende een of meer oefeningen
afwezig waren, zullen bovendien
eene individueele oefening inhalen.
De schutters zullen bij den
aanvang der zomeroefeningen (1
April) weder beginnen met de
oefening, waarin zij op 20 Maart
waren.
Bij het bepalen van den over
gang worden altijd genomen de
treffers uit eene opvolging van 5
of 10 schoten, al zijn deze ook op
twee verschillende dagen verricht,
zoodat' de schutter met elk schot
kan overgaan, wanneer dit met de
4 of 9 onmiddellijk voorafgaande