319
Gouverneur-Generaal, was te kennen gegeven, dat hij zich verkeer
delijk tot den Gouverneur-Generaal had gewend, op den 14cn Mei
zijne reclame bij den krijgsraad heeft ingediend;
Overwegende, dat naar aanleiding dezer feiten de vraag zich voor
doet, of de reclamant met het oog op art. 1 van Staatsblad 1874, No.
28, zooals dit is gewijzigd bij Staatsblad 1881, No. 49, alsnog ont
vankelijk is met zijne klacht;
Overwegende, dat deze vraag afhankelijk is van de beantwoor
ding der vraag, of de Gouverneur-Generaal, in den zin van Staats
blad 1874, No. 28, geacht kan worden de chef van den strafop-
legger te zijn en de reclamant zich ten rechte tot den Landvoogd
met zijne bezwaren gewend heeft;
Overwegende, dat de Gouverneur-Generaal, krachtens art. 42
Regeerings-Reglement, wel Opperbevelhebber van de in Nederlandsch-
Indië aanwezige Land- en Zeemacht is, maar, blijkens de bijlage
A, Staatsblad 1882, No. 113, niet tot de formatie (organisatie) van
het Leger behoorende, aan het hoofd waarvan de Legercommandant
staat, ook niet beschouwd kan worden als de chef van den straf-
oplegger, zooals genoemd Staatsblad 1874 dat bedoelt;
Overwegende, dat, vermits in den zin der wet geen chef van den
strafoplegger onderwerpelijk bestaat, de reclamant zich uiterlijk
binnen den termijn van 3 maal 24 uren met zijne reclame tot den
krijgsraad had behooren te wenden
Overwegende, dat deze termijn, bedoeld bij de 3e alinea van art.
1, Staatsblad 1874, No. 28, reeds lang verstreken zijnde, toen de
reclamant zijn beklag bij den krijgsraad indiende, de eerste rechter
Dit gewijzigd artikel 1 luidt
Een gearresteerde, die zich over zjjn arrest, of een gestrafte, die zich over de hem
opgelegde straf bezwaard acht, kan daarover mondeling of schriftelijk zijne klagten
inbrengen bij den chef, die onmiddellijk gesteld is boven dengenen die het arrest of
de straf heeft bevolen, en, zoo hij door dezen wordt afgewezen, zelfs verzoeken, dat
de zaak door den krijgsraad worde onderzocht.
Deze klagten kunnen door den gearresteerde onmiddellijk na zijne arrestatie en door
den gestrafte na het ondergaan der geheele straf worden ingebragt.
Drie maal vier en twintig uren na zjjne arrestatie, of drie maal vier en twintig
uren nadat het zijne straf in haar geheel heeft ondergaan, worden geene klagten
meer aangenomen.