"V -A. IR, I -A._ Brieven van de Citadel van Antwerpen. De mailberichten van 1 en 5 December jl., dezerdagen alhier ontvangen, geven mij aanleiding, eenige ruimte te vragen voor een achttal brieven, welke in de maanden Juni tot September 1831, door een 18jarig onder officier, deel uitmakende van de bezetting der Citadel van Antwerpen, aan zijne Moeder werden gericht. Nieuws bevatten die brieven niet; van veel waarde zijn ze evenmin. Ze zijn echter geschreven onder den indruk van de dagelijksche gebeur tenissen en stellen alzoo den Lezer in de gelegenheid, de denkbeelden te leeren kennen, welke toen onder de bezetting heerschten. Uit de bovenbedoelde mailberichten nu is gebleken, dat het aantal personen, dat zich had opgegeven, om deel te nemen aan de feesten te Amsterdam, ter herdenking van het bombardement van de Citadel, zóó groot was, dat door de Commissie moest worden in herinnering gebracht, dat tot die feesten uitsluitend zij toegang hadden, die gerechtigd zijn tot het dragen der Citadel-medaille. Vermoedelijk bevinden zich onder die velen nog enkelen, die in 1831 insgelijks deel uitmaakten van de bezetting en daarom nog wel eens iets uit dien tijd zullen willen lezen. Het is alzoo voornamelijk met het oog op die oud-strijders, dat m. i. het publiceeren van die brieven wellicht wenschelijk kan zijn. Het jongere geslacht daarentegen zal wel zoo goed zijn, deze bladzijden over te slaan; tenzij zich onder hen enkelen bevinden, die, als ik, hun Vader dikwijls met geestdrift hebben hooren vertellen over den Tiendaag- schen Veldtocht en over De Citadelen die daardoor eenigermate tot de lezing worden aangetrokken. Wie weet, of over een vijftigtal jaren, door hen, die thans nog moeten geboren worden, niet worden gepubliceerd Brieven uit Atjeh] welke alsdan door ons voor zoover we nog geen kennis hebben gemaakt met Vriend Hein of Kaptein Jas stellig met graagte zullen worden gelezen, als: ^Souvenirs du jeune age, qui sont graves dans nos coeurs. 21

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 332