324 II. Mag ik U nu nog wel verzoeken mij te zenden het navolgende: 1° thee (zooveel er in een melkkannetje gaat, is genoeg). 2° wat gemalen coffij. 3° een pond tabak van 16 stuivers, want de tabak is hier zeer duur en zoo slecht, dat hij niet te rooken is. 4° een tinnen lepel en stalen vork. 5° een lood of vier rappé. Wanneer ik nu weder tijd heb schrijf ik UEd. weêr, want het begint hier reeds vroeg, om halt vijf is het reeds appel met pak en zak. Vaarwel Mama! enz. P. S. Zend het mij vooral zoo spoedig mogelijk, want ik kan niet eten voor mijn kameraad gegeten heeft, en zoo om beurten, want ik heb geen vork of lepel. Citadel Antwerpen, 7 Julij 1831. Lieve Mama! Het wordt meer dan hoog tijd, dat ik UEd. eens schrijve, want ik heb niet eerder dit kunnen doen, omdat het zoo moeijelijk is, een oogen- blik daarvoor te vinden. Ik ben bijna altijd op wacht of op piquet. Dit laatste moet bivouacceeren op de forten Kiel of St. Laurens, of op de bastions. Ik kom zoo even van de wacht af, die bij het arsenaal gelegen is, en zeer vei'makelijk is. Geen honderd passen voor uit, ziet men de ruines van het arsenaal en entrepot, en eene geheel afgebrande straat, en aan de linker zijde de Schelde met de stoombooten en ka- nonneerbooten. Onze schildwachten staan met de Brabandsche te praten, en, hoewel zij door een plank gescheiden zijn, die op den grond ligt, staan zij evenwel als het regent in één schilderhuisje. Wij brengen de wachten nog al vermakelijk door; want dewijl mijne flankeurs allen de campagne van 1830 hebben mede gemaakt, gaan wij om het vuur of voor de wacht zitten, en dan laat ik hen, elk op zijne beurt, zijne lot gevallen gedurende deze campagne vertellen, en dan gaat de tijd spoedig om. Wij trekken 's morgens om 9 uren op de wacht. Ik kan rekenen dat ik om den anderen dag op wacht kom, en dan de vrije dag, piquetten,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 335