333 -
Het nut van tamboers op die posten is dan ook zeer problematiek.
Afgescheiden nu van al deze en andere overwegingen leert ons de practijk,
dat men van Inlanders moeilijk of in 't geheel geen tamboers kan maken
zoo b. v. vereischt het enorm veel tijd, een Inlandsch fuselier de verschil
lende marschen te leeren slaan; ja, na weken en maanden lang onderwijs
te hebben genoten, moet de élève ongeschikt worden verklaard, en al dien
tijd heeft hij zich op die manier onttrokken aan den wachtdienst. Wan
neer men nu na maanden moeite en verlies aan tijd slechts goede resul
taten verkreeg, n. 1. goede en uitstekende tamboers, zou men niet klagen,
doch meestal moet men zich dan nog vergenoegen met een zeer middel
matig tamboer; die, daar nagenoeg de gelieele beschikbare tijd tot oe
fening in het slaan op de trom werd gebruikt, bovendien nog slecht blaast.
In den dubbelen eisch van goed te kunnen slaan en te kunnen blazen,
gesteld aan een tamboer, ligt reeds opgesloten, dat over 't algemen een
hoornblazer het meest noodig is; daarom zouden wij ook alléén hoornbla
zers willen, behalve bij de veldbataljons en bij die detachementen der
Garnizoens-Infanterie, die eene sterkte hebben van minstens ééne compagnie;
en, waar alsdan één tamboer per compagnie voldoende is.
Zelfs zou men tegenwoordig bij de meeste korpsen Garnizoens-Infanterie
de tamboers best kunnen missen, want al bestaan ze nog niet geheel
uit invalide, d. w. z. voor den dienst te velde on-, of wel minder-ge-
schikte, soldaten; zeker is het toch, dat men voor de formatie van deze
troepen, over een voldoend aantal dusdanige soldaten kan beschikken.
Wanneer we de noodige gegevens konden raadplegen, zouden wij
ons beweren met getallen kunnen staven. Ter wille van de zuinigheid
worden ongeschikte manschappen en kader niet gegageerd, doch laat men
ze dienst doen op posten, alsof men ook daar geen goede soldaten gebruiken
kan en de verschillende diensten kan laten verrichten door zieke mili
tairen, om nog niet eens te spreken van tijden van oorlog of opstand,
wanneer men op deze zwak bezette posten zeker het meest gezonde,
geharde en tegen vermoeienis en zwaren arbeid bestand zijnde soldaten
noodig heeft. Gebrek aan valide soldaten overal, zelfs bij de veldbataljons.
Kon men eens b. v. een sterktestaat van zulk een bataljon Atjeh uit
gezonderd ter hand nemen, dan zou men soms met verbazing vermeld
zien staan 100 en zooveel manschappen minder geschikt voor den
velddienst.
Al gageerde men nu ook de voor den dienst ongeschikte manschappen,
dan zou men nog altijd een groot aantal tijdelijk of minder voor den
velddienst geschikten overhouden voor de verschillende posten.