342
bedekken van de feuten der superieuren, wordt door ons zeer geringgeschat.
Het aangevoerde argument tegen hen keerende, houden wij ons over
tuigd, dat juist de wetenschap dat hun werk aan het oordeel der kame
raden wordt onderworpen, den leiders der verschillende pr. en oef. tot
een prikkel bij het behartigen hunner taak zal strekken.
Dat de spoedig te verwachten indienststelling van het nieuwe achter-
laadgeschut bij onze veld- en bergbatterijen, in verband met de daarmede
te houden oefeningen, in de eerste plaats ons genoopt heeft, den Lezers
van dit Tijdschrift bovenstaande denkbeelden aan te bieden, behoeft
geen betoog.
Ook in Nederland zien de verslagen der pr. en oef., die bij de artillerie
plaatsvinden, in den vorm van beknopte overzichten het licht. De B.
O. over de verslagen van de pr. en oef., in de jaren 1876, '77, '78, '79,
'80 en '81 verschenen respectievelijk in 1878,'79,'80,'81,'81 en'82. Hoe
moet men in dit opzicht den artillerist van het moederland bevoorrecht
achten, wanneer men daarmede vergelijkt den zooveel langeren tijd, dien
zijn zuidelijke collega op diens B. O. moet wachten. Die over de pr.
en oef. in 1871, '72 en '73 verschenen in 1877; die over 1874 en '75 in
1879 en die over 1876—78 (het laatste deel) in 1880. In Nederland
worden bovendien den officieren der artillerie, die daartoe hun verlangen
te kennen geven, de verslagen zelve in originali ter inzage afgestaan;
daar schijnt men het derhalve minder noodig te achten, ze angstvallig
achter te houden.
Wij eindigen met het uiten van den wensch, den Lezers van dit
Tijdschrift spoedig te kunnen meedeelen, dat de Chef van het wapen der
Artillerie, de voortdurende belangstelling der officieren van zijn wapen in
de pr. en oef. op prijs stellende en willende bevorderen, het nut en de
uitvoerbaarheid van den door ons aangeprezen maatregel heeft erkend
en in dien geest eene zeer gewenschte beschikking heeft genomen.
17 Febr. 1883. Eej>t Artillerist.
Ook eene Portefeuille-quaestie"
Dag aan dag staan de couranten vol over een of meer portefeuille-
quaesties. Weldra zullen we, hoop ik, den uitslag vernemen. Niet dat
die ons zoo bijzonder interesseert. Och neen! de ondervinding heeft ons