OVER DE KRIJGSTUCHT EN DE MIDDELEN TOT HAND
HAVING ER VAN, VOORNAMELIJK ONDER EEN
KORPS OFFICIEREN.
IIe Gedeelte. (*j
Straffenvorming en leiding der Officieren.
De krijgstucht is dus, zooals wij in het eerste gedeelte van dit
opstel hebben aangetoond, de ziel van een Leger; zonder krijgstucht
is zelfs geen goed Leger denkbaar, en het is dus steeds van het
hoogste belang geweest te trachten, die tucht door de meest doelmatige
middelen op te wekken en te onderhouden.
De middelen, daartoe van de vroegste tjjden af aangewend, zijn:
somwijlen belooningen en onderscheidingen, maar voornamelijk:
straffen, héél véél en zeer streng straffenen alhoewel nu die tuchti
gingen langzamerhand ietwat menschelijker zijn geworden, zoo dragen
zij toch nog duidelijk de merken van haar middeleeuwschen oorsprong.
Bij het voorlezen onzer krijgsartikelen hoort men dan ook voortdurend
van kogelstropkruiwagenslagendetentie en wegjagen als een
eerlooze schelmalsof men ook eerlijke schelmen had!
In het Romeinsche Leger heers oh'en, volgens „cfe Chenier, Guide
des Tribunaux-militaires de navolgende straffen
1. Het ontnemen der soldij.
2. Het ontnemen der lans, volgens Sichtermann een onteerende straf
3. Het aanwijzen van eene afzonderlijke plaats in het legerkamp.
4. De indeeling op marsch bij den legertros.
5. Het overwinteren buiten de steden.
6. Het overwinteren buiten het kamp.
7. Het staande eten, straf voor gebrek aan moed.
23
Zie Afl. N°. 3 van 1883.