360 Karei VII de algemeen bekende Pragmatieke Sanctie uitvaardigde. In artikel 2 van dat stuk werden „de Kapiteins verantwoordelijk gesteld voor den goeden geest en de handhaving der krijgstucht van al hun onderhebbende manschappen". Dat was al heel eenvoudig, maar tevens heel onregtvaardig en in de praktijk totaal onhoudbaar. Artikel 18 bedreigt tegen officieren die misdaden of overtredingen zullen verzwegen hebben, de daarop gestelde straffen. Ad idem als de aanteekening op artikel 2. Artikel 29 ontzegt den Koning het regt van gratie of remissie van straf. Alzoo eene verkrachting van het schoonste Koninklijke praerogatief. En toch, ook al die krasse maatregelen hielpen niets! Door haar onbillijkheid veroordeelden zij zich zelve! Frans 1 vaardigde nu, den 20 Januarij 1514, een Edikt uit, waarvan artikel 33 luidde: „Si le Capitaine cassait un homme d'armes ou un archer par „haine, malveillance ou contre raison, et que le dit cassé voulait „faire poursuite auprès du Connetable ou des Maréchaux pour avoir „reparation contre ledit Capitaine, faire le pourra." Yooral dewijl onze militaire wetten en onze militaire regtspleging geheel van Franschen oorsprong zijn, en voornoemd artikel voor het eerst het regt van reklame erkent als een waarborg voor den mindere, tegen willekeur en misbruik van gezag van den meerdere, hebben wij er afzonderlijk melding van gemaakt. Dat regt van reklame is dus eene Koninklijke instelling, ruim 350 jaren oud, en geenzins eene uitvinding of zielsziekte van den „nieuweren tijd", nog veel minder een „vloek voor het Leger"; n'en déplaise mijne gemaskerde tegenstanders, o. a. Heer vLange- Miles(I. M. T. 1882, No. 8) In een Edikt van 24 Julij 1534 vinden wij verder: Artikel 25. „Elk militair, van en met Kolonel tot en met den minsten soldaat, „zal een eed van trouw en gehoorzaamheid worden afgenomen". „Godslasteringen zullen voor de eerste maal worden bestraft met dwangarbeid, voor de derde maal zal den schuldige de tong met

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 371