368
van het denkbeeld, dat Opper- of Hoofd-Officieren zich nooit straf
schuldig maken, of, dat zij nooit met provoost, streng of gewoon
arrest bestraft behoeven te worden, dan zoude de aanhef van voor
meld artikel 28 luiden: „Yoor subalterne officieren" en niet„Voor
officieren van allen rang."
Dat nu die provoost en arrest straffen in hoogen mate vernederend
en schadelijk zijn ook voor het prestige van den subalternen officier
zal wel niemand betwijfelen
"Wanneer een officier provoost-straf wordt opgelegd, zooals ik
dit o. a. te Soerabaija en te Padang heb zien gebeuren, en de
strafschuldige wordt dan, zooals b. v. te Padang geschiedde, be
hoorlijk, of eigenlijk: zeer onbehoorlijk, opgenomen in het Provoost
huis, aldaar opgesloten en overgeleverd aan de bewaking en de
ligchamelijke verzorging van een Adjudant. Onderofficier, en, bij ziekte
of ontstentenis van dezen, zelfs aan die van een Korporaal stokke-
knechtdan is dit een waar schandaal, in de eerste plaats voor den
Officier zei ven, en in het algemeen voor den Officiers stand waar
van hij deel uitmaakt.
Nu is het waar dat somwijlen provoost straffen worden opgelegd,
b. v. voor oneerbiedigheid, het inbrengen van ongegroude reklames
e. z. v. zonder dat iemand den gestrafte daarom onwaardig zal
verklaren langer in den officiers staud te worden gehandhaafd, maar
juist daarom moesten dan ook om zoodanige, wel strafwaardige,
maar geenzins vernederende militaire delicten, niet de uit haren
aard, en door hare ten uitvoerlegging wèl vernederende cellulaire
provoost straffen worden toegepast.
De Luitenants, neen de dronkaards, de verkleede flankeurs A.,
C., B. en v. B. die in 1839, 1837 en 1836 niet eens, maar zelfs
herhaalde malen met provoost werden bestraft, voor ergerlijke dronken
schap, zelfs in dienst, schandelijk gedrag als Officier van piket aan
de wacht, gedragingen in het openbaar, waardoor de waardigheid
van den Officiers rang bepaaldelijk werden aangerand, het aangaan
van schulden, in haren oorsprong beneden de waardigheid van den
Officier (I. M. T. 1882 No. 5) hadden daarentegen zonder genade
weggejaagd en gecasseerd, en niet gelijk flankeurs als zij waren
in den provoost moeten worden gestopt.