374
veel, zonder dat de schuldige superieur daarvoor telkenmale exemplair
wordt gecorrigeerd, zoo als eigenlijk „onvermijdelijk" zoude behooren
te geschieden.
Niet een ieder is zich zei ven genoegzaam meester om bij soortgelijke
onlieusche en krenkende bejegeningen een absoluut stilzwijgen te bewa
ren, dikwerf repliceert de mindere alsdan met een hatelijk of oneer
biedig ezegde, en, wanneer hij dan daarvoor, ingevolge art. 16 R. v. Kr.,
wordt .ecorrigeerd, is eigenlijk de meerdere daarvan de oorzaak, en
behoorde deze evenzeer, neennog veel strenger te worden bestraft
R. v. Kr. art. 1 en 9, Inw. dienst artikel 1, en A. O. 1869 N°. 72
laatste alinea. Die vooral
Als vaste regel gelde, om nimmer, althans niet als in bepaalde
noodzakelijkheid een gegradueerde, dus nog veel minder een Officier,
in het bijzijn zijner minderen te vermanen, te berispen, of ernstige
opmerkingen te makenomdat daardoor het prestige en het gezag
van den betrokken gezaghebbende worden geschaad, en artikel 11
der Inwendige Dienst voorschrijft, dat de Officieren, onderofficieren en
korporaals zullen worden „ondersteund" in de uitoefening van hun
gezag, en tegen misbruik van dat gezag behoort te worden gewaakt.
Trouwens, tegen zoodanig „mishandelen van minderen, misbruik
maken van gezag, inzonderheid wanneer door de eene of andere dezer
handelingen stellig nadeel aan den dienst of aan personen is toege-
bragt", is, door Z. M. onzen geerbiedigden Koning, zelfs een niet
eervol ontslag uit den dienst bedreigd (A. O. 1880 N°. 14). Weet
iemand echter een voorbeeld dat die bepaling ooit is toegepast? Ik
niet. Maar, niet alleen alle onderdrukking en misbruik van gezag, ook
alle vitzucht, alle kleingeestigheid moeten worden geweerd en vermeden.
Nimmer late men den meerdere den dienst verrigten van den min
dere; wel omgekeerd, wat ook volmaakt reglementair is, art. 16 t/m
26 der Inw. Dienst.
De dienst, de regten en pligten voor eiken rang of graad zijn
bepaald vastgesteld, Inw. Dienst art. 5 t/m 15, en wel is in grond
beginsel voorgeschreven dat bij ziekte of afwezigheid van den meer
deren in rang, tijdelijk zijne dienst zal worden waargenomen door een
in rang of graad inferieur militair, die dan tijdelijk met dat meer
dere gezag en die meerdere verantwoordelijkheid wordt belast, maar