379
De thans bestaande, vooral voor het wapen der Infanterie zijn
nagenoeg niets waard, en geven voortdurend aanleiding tot moeije-
lijkheden, wegens het somwijlen onuitvoerbare, veelal slecht geredi
geerde, en nog vaker hoogst önpractische der daarin opgenomen bepa
lingen. Het Reglement, waarmede de Infanterie Officier voortdurend
te maken heeft, is het „Reglement op de Inwendige'dienst." Welnu
Dat Reglement is reeds gedurende ruim negen jaar, dat is, zoo lang
het bestaat door het geheele wapen der Infanterie als volmaakt slecht
veroordeeld; voor circa jaar is de noodzakelijke herziening en
verbetering van dat Reglement zelfs geheel openhartig officieel dooi
het Legerbestuur erkend, voor ruim één jaar hebben wij daartoe
officieel uitgenoodigd - als (z. g.) zelfstandig Korps-Kommandant, eene
uitvoerige recensie en algeheele veroordeeling van dat Reglement
ingediend, met voorstel der gewijzigde en verbeterde redactie van
nagenoeg alle 188 artikelen; slechts zeer weinige artikels zijn bij het
wegen en keuren niet te ligt en niet bepaald slecht bevonden,
enthans is het jaar 1882 weder ten einde, en nóg
steeds scharrelen en sukkelen wij voort met dat zoo gewigtige,
maar tevens zoo slechte dienst-reglementdat bureauciatische wan
product
Onze Garnizoens-dienst dateert van vóór den Zondvloed; de vijlde
z. g.' geheel herziene druk van 1878 is voorzeker niet veel minder
slecht en bespottelijk dan de oorspronkelijke uitgave die in 1815 werd
gearresteerd. Alhoewel op het titelblad duidelijk staat vermeld.
„Gewijzigd voor het Oost-Indische Leger", behandelt al dadelijk het
Eerste Hoofdstuk: „Het aankomen van troepen in eene plaats,
mitsgaders over de kazernering en hïlletteringsic alsof b. v. de
verplaatsing van een Bataillon Infanterie, van Willem I naar Mcigelang
kon geschieden, op volmaakt gelijke wijze als eene garnizoens ver
andering van Leeuwarden naar Groningen.
Dat merkwaardige Reglement spreekt o. a. van leden van het „ge
meente-bestuur" art. 20, van een Provincie—art. 24, van „grena
diers"— art. 37, van eene „laatste barriere" art. 37, het bepaalt art.
(38 dat alle weken eenmaal groote parade zal gehouden worden, dat op
de dagelijksche parades, al de officieren, zonder onderscheid van
rang" moeten verschijnen art 70; en geeft in artikel 91 een waarlijk