406
1879 verschenen brochure, getiteld: „Over het bevorderen van offi
cieren", van H. E. Kleijnoud-kapitein, referendaris bij het Depar
tement van Oorlog in Nederland. Het spreekt van zelf, dat wij
slechts in zeer grove trekken een overzicht zullen geven, omdat
eene détailbeschouwing ons te veel plaatsruimte in dit Tijdschrift zoude
moeten doen vragen en afgescheiden hiervan deze bijzonderheden ook,
naar het ons voorkomt, te dezer plaatse wel achterwege kunnen blijven.
Het Nederlandsche Leger.
De wet op de bevordering der officieren van de Landmacht dateert
van Augustus 1851.
In tijd van vrede moet de officier, om tot den rang van kapitein
te kunnen bevorderd worden, ten minste acht jaren als luitenant heb
ben gediend, terwijl de kapitein minstens vieren de hoofdofficier
minstens twee jaren zijn tegenwoordigen rang moet hebben bekleed,
willen zij tot bevordering in aanmerking komen.
Tot bevordering in tijden van oorlog wordt slechts de helft van
den zoo even genoemden diensttijd geeischt.
Bij de bevordering van 2de" luitenant tot lsten en van dezen tot
kapitein wordt 5/6 der openvallende plaatsen vervuld naar ouderdom
in rang, het overblijvende 1/6 deel bij keuze, terwijl bij bevordering
tot de rangen boven dien van kapitein uitsluitend hij keuze kan
worden te werk gegaan.
Aldus luiden de voorschriften.
Hoe is echter de toepassing dier regelen!1
Men houdt zich hoegenaamd niet aan den geest der beschreven
bepalingen en ieder officier maakt op zijne beurt bevordering, tenzjj
hij door zijne chefs onwaardig dan wel ongeschikt voor den naastvol
genden hoogeren rang is gesignaleerd.
Van eene bevordering bij keuze is dan ook slechts uiterst zelden
sprake.
Wel is waar werden indertijd enkele luitenants bij keuze tot ka-
Behalve eenige officieren van den generalen stat', die met rangsbevordering bij
hun wapen terugkwamen, herinneren wij ons van de laatste jaren slechts een paar
gevallen, nl. de bevordering tot majoor van den tegenwoordigen geniekolonel Kromhout
en nu onlangs die tot luitenant-kolonel van den majoor der cavalerie Van Lijnden.