416
Zal voorts de majoor op de door ons aangegeven wijze niet des
t.e beter zijn oudsten kapitein leeren kennen, wanneer deze zijn oordeel over
de 3 jongere kapiteins heeft uit te brengen P "VVij stellen slechts vragen.
Wij beseffen daarbij zeer wel, dat er aan ons systeem ook schaduw
kanten zijn.
Het geval b. v. is mogelijk, dat een kapitein zich meermalen aan
het misbruik maken van sterken drank overgeeft, zonder nu juist een
habitueele dronkaard te zijn en dat dit karaktergebrek wel aan zijne
bataljonscollega's, doch niet aan zijnen bataljonscommandant bekend is.
Moet nu, zoo kan men vragen, de eene kapitein dit karaktergebrek
van den andere aau de groote klok hangen en zal dus een zoodanig
systeem van conduitelijst-invulling, als hiervoren werd bedoeld, niet
doodend inwerken op den goeden kamoraadschappelijken geest, die
bij officieren van denzelfden rang onderling behoort aanwezig te zijn?
Of zal daarop wel een middenweg zijn te vinden
Zal b. v. de oudere kapitein onder de thans vigeerende bepalingen,
nu hij zijn collega niet behoeft te beoordeelen, ook thans niet van goeden
raad moeten dienen, zal hij dus bij recidive den jongeren kapitein
er niet op moeten wijzen, dat hij het misbruik maken van alcohol hebbe
achterwege te laten, en zal voor het geval zijn kameraadschappelijke
raad in den wind geslagen wordt, zijne mondelinge mededeeling thans
aan den bataljonscommandant of zijne schriftelijke bekendstelling (in
het door ons onderstelde geval van collegiale behandeling der condui
telijsten) van het bestaan van dit karaktergebrek als eene deloyale
handeling zijnerzijds mogen worden beschouwd? Men vergete niet,
dat ook de kameraadschap hare grenzen heeft en dat zij b. v. niet
zoover mag gaan, dat oogluikend toegelaten worde een collega zich
gedurig gaat bedrinken, trots de vele vermaningen van ouderen en
waarschuwingen van gelijken.
Wij herhalen al weder, dat wij slechts vragen stellen en geenszins
op apodictischen toon van onze meening in deze doen blijken.
Nog een ander middel achten wij der overweging waard, om in den
vervolge eene meer juiste beoordeeling van officieren te verkrijgen.