418 fen te achten, en welke officieren dan ook wel door hun bataljons commandant zouden ongeschikt zijn verklaard, wanneer niet de eene majoor aan de beoordeeling van den anderen was blijven hangen en zijn persoonlijke opinie aan die zijner voorgangers opgeofferd had. Men houde rekening met het feit, dat geen enkel chef anders dan zeer ongaarne den door hem te beoordeelen officier de mededeeling doet, dat het banvonnis over hem geveld is, dat hij op geene verdere promotie meer heeft te ho'pen. Het gevolg dezer menschelijke zwakheid is, dat in de allereerste jaren na het bekomen van iederen nieuwen rang de chef den mid- delmatigen officier gemeenlijk te gunstig beoordeelt. Yan het maken van promotie is dan toch in de eerste jaren voor den officier geen sprakeblijkt hij nu reeds dadelijk weinig voor den hoogeren rang te beloven, ochdat heeft nog wel tijd en later zal daarvan wel door andere chefs worden gerapporteerd. In dienzelfden sleur nu gaat het voort, waardoor op een gegeven oogenblik een kapitein vijf', zes, zeven jaarlijksche beoordeelingen omtrent zijn persoon bezit, die alle van zijne geschiktheid tot be vorderen gewagen, terwijl in gemoede geen enkel zijner bataljons commandanten zulks oprecht gemeend heeft. Hebben de eerste en tweede bataljonscommandant nagelaten, hun gegronden twijfel omtrent de geschiktheid tot bevordering te con- stateeren, omdat de betrokken officier nog zoo heel veel tijd vóór zich had, de andere majoors, nummer 3, 4 en 5, hebben evenzoo ge handeld, omdat hunne voorgangers de geschiktverklaring hebben ge boekstaafd. Louter zwakheid alzoo van de zijde der chefs, tot het betoonen waarvan hun de gelegenheid zou zijn ontnomen geweest, wanneer hun de beoordeelingen van vroegere chefs niet onder de oogen waren gebracht en zij dus wel gedwongen zouden zijn geweest, om hun persoonlijk oordeel bekend te stellen, hun persoonlijke bevinding gedurende den tijd, dien de beoordeelde officier onder hun bevelen heeft gediend. Het zoude zeer verkeerd zijn, de door ons beweerde zwakheid van de zijde der chefs te overdrijven, doch men wachte zich evenmin voor onderschatting.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 429