419 Nu de ter zake betrokken hoofdofficieren sedert het leger Verlaten hebben, willen wij een haast ongeloofbaar geval mededeelen ter ken schetsing, hoever die zwakheid soms gaat. Het geval is nog geen kwart eeuw oud. Op een zekeren dag verzoekt een Buitenzorgsche bataljonscom mandant aan zijnen afdeelingscommandant een paar dagen verlof naar Batavia, welk verzoek toegestaan w7ordt. Yan dit verlof maakt de majoor gebruik, om bij den kolonel aan te komen met de jaarlijksche conduitelijsten, voorshands door hem met potlood ingevuldhem, kolonel, daarbij den voorslag doende, om die conduitelijsten eens voorloopig in te zien, ten einde ze later ge louterd in inkt te kunnen doen overschrijven. De kolonel trad in het voorstel, keek de potlood-conduitelijsten in en zond ze daarna aan den majoor terug. Korten tijd daarna werd de majoor, die in dat jaar twee zeer ou de kapiteins te beoordeelen had en daarbij van zoo bijster weinig zelfstandigheid had blijk gegeven, als luitenant-kolonel naar een ander commandement overgeplaatst, en dankte de kolonel in stil te, dat hij, meegegaan zijnde met andere kolonels, om dien majoor niet ongeschikt voor bevordering te verklaren, thans van hem af was, zonder hem bij het Legerbestuur te hebben gedenonceerd. Ainsi va le monde En op die wijze houdt de eene chef zich krampachtig vast aan de door zijnen ambtsvoorganger gedecreteerde geschikt-verklaring, omdat hem eigenlijk de zedelijke moed ontbreekt, naar zijne innige over- tuiging „neen te zeggen, waar een ander „ja" geschreven heeft, terwijl omgekeerd hetzelfde euvel valt waar te nemen in conduitelijsten van ongunstig gesignaleerde officieren, die vaak jaren tobbens hebben, om de ongunstige reputatie bij latere chefs uit te wisschen. Daarom nog éénmaal: het inzage geven van vroegere conduitebe- oordeelingen sticht meer kwaad dan goed en zoude naar onze innige overtuiging voortaan behooren achterwege te blijven. De werkelijk goede officieren zouden er op den duur niet min der gunstig om worden gesignaleerd, de niet-gunstig gesignaleerden, die wellicht in hunne eerste officiersjaren een paar kromme spron gen maakten, zouden, bij verbeterd gedrag of meer betoon van dienst-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 430