436 -
"Wij noemen dit onbillijk, ook omdat het naar ónze bescheidene
meening slecht aangaat, dat de Regeering het recht van vrijen over
tocht al of niet wenscht te verleenen, naargelang particuliere Instel
lingen al of niet steun verschaffen aan de nagelaten kinderen van
's Lands dienaren.
Zoowel het Civiel als het Militair weduwen- en weezenfonds zijn
particuliere Instellingen, die onder controle, of liever onder de be
scherming staan van den Staat, het zijn intusschen geen Staats
instellingen van liefdadigheid.
Het is hier de plaats niet, om in het breede te bespreken, in hoe
verre het billijk zoude zijn, dat de wettig erkende kinderen van Lands
dienaren eene jaarlijksche uitkeering bekomen uit de Weduwen- en
W eezenfondsen.
Gehuwde en ongehuwde officieren dragen een gelijk aantal procenten
van hun traktement tot het Weduwen- en Weezenfonds bij, en de
erkende natuurlijke kinderen onzer kameraden bekomen toch geen
enkelen cent uit het fonds, dat zij hebben helpen stijven.
In dit Tijdschrift zijn, eenige jaren geleden, door David en ook
door den Heer Ni clou, lezenswaardige stukken over ons weduwen-
en weezenfonds geschreven. Wij mogen daarom kort zijn, en noemen
den grondslag, waarop de contributie van ons weduwen- en weezenfonds
berust, „onbillijk".
En nu komt eene bepaling in het Reglement op den overtocht enz.
deze onbillijkheid vergrooten.
Of zou de Regeering hebben geoordeeld, dat het meerendeel dei-
erkende natuurlijke kinderen, uit Inlaudsche moeders geboren, geene
behoefte zoude gevoelen, om naar Europa te gaan na den dood
des vaders?
Wij gelooven dit niet;want hoe zeldzamer het zich moge voor
doen, dat van dit recht gebruik gemaakt zou kunnen worden, hoe
meer bereid de Regeering behoorde bevonden te worden, om het recht
van vrijen overtocht van de door ons bedoelde kinderen niet te
beperken
Alvorens van dit onderwerp af' te stappen, wenschen wij de vraag
te doen, of het woordje kan, in den derden regel van art. 8 van het