441
nairen rechter heeft verwezen, op grond deze handelingen met de in
standhouding eener goede discipline en krijgstucht in den militairen
dienst onbestaanbaar is
Overwegende toch, dat reclamant zich had te verdedigen op bezwa
ren, door zijn superieur tegen hem ingebracht;
dat het recht van verdediging voor den rechter in zooverre vrij en
onbeperkt is, dat men zich daarbij aan geene overtreding noch misdrijf
schuldig maakt, indien het aangevoerde in een nauw verband staat
tot de zaak, waarop men zich te verdedigen heeft;
dat in casu het den reclamant vrijstond, ja zelfs hij voor zich zelf
verplicht was, om, wanneer hij vermeende, dat zijn superieur zich
aan onwaarheden schuldig had gemaakt of uit minder juiste drijfveeren
gehandeld had, dit den rechter mede te deelen en zoo mogelijk door
bewijsmiddelen aan te toonen
dat de reclamant de grenzen van het recht van verdediging niet
te buiten gegaan zijnde, 's krijgsraads dispositie ook moet worden
vernietigd, voor zooveel de reclamant daarbij is verwezen naar den
disciplinairen rechter, om ter zake bovenomschreven krijgstuchtelijk
te worden gecorrigeerd
Lettende op art. 5 alinea 2 van het Koninklijk besluit van 2
November 1873, N°. 26 (Staatsblad 1874, N°. 28);
Beschikkende
In naam en van wege den Koning!
Vernietigt bovenstaande dispositie, voor zooverre de reclamant
daarbij ter zake van de wijze, waarop hij zijne bemerkingen tegen
de verklaringen van den maakte, naar den disciplinairen rech
ter is verwezen, om te dier zake krijgstuchtelijk te worden gecor
rigeerd
En, wijders de dispositie verbeterende
Beveelt, dat de reden van de door den krijgsraad opgelegde straf
van acht dagen gewoon arrest op reclamants strafregister zal worden
gewijzigd, als volgt:
„In een aan mij gericht schrijven dd°. mij in kennis te stellen,
„dat hij zich bezwaard en gekrenkt gevoelt over de van mij ouder-
„vondene behandeling voor, gedurende en na de inspectie, den
„door mij overgehouden, en herstel van grieven te