445 -
Bij de Algemeene Order N°. 110 van 1872, sub III, werd dit onderwijs
opnieuw geregeld en verplichtend gesteld voor alle onderofficieren en
korporaals, die „boven de formatie" waren geplaatst alsmede voor de
.Volontairs, dingende naar den rang van officier." De cursussen werden
gehouden bij de staven der veldbataljons, bij het regiment Cavalerie en
bij het korps Mineurs en Sappeurs. Het onderwijs werd gegeven door
één luitenant en moest minstens gedurende 15 uren per week gehouden
worden. De boeken en de verlichting der leerzalen gedurende de avond
lessen moesten door de leerlingen zeiven worden bekostigd. De verdeeling
der leerlingen in klassen werd overgelaten aan den korpscommandant.
Het aantal militairen, dat boven de formatie van het vaste kader mocht
worden geplaatst, werd bij Gouvernementsbesluit van 7 Mei 1873, N°. 65,
bepaald op
bij de Infanterie 70 sergeanten en 10 korporaals,
bij de Cavalerie 8 wachtmeesters en 2 brigadiers,
bij de Genie 8 sergeanten en 2 korporaals
dus te zamen 100 onderofficieren en korporaals.
In het jaar 1875 werd eene belangrijke wijziging van dit voorbereidend
wetenschappelijk onderwijs ingevoerd (Alg. Order N°. 68 van 1875.)
De cursussen bij de veldbataljons werden opgeheven. Voor de Infan
terie werden vier cursussen geopend, namelijk te Me es ter-C or nel is,
Willem I, Soerabaya en P ad an g-P and j an g.
Aan het hoofd van eiken cursus stond de kapitein van den staf van het
bataljon, waarbij de cursus was ingedeeld. (Later zijn hiervoor de vier
depotbataljons aangewezen.) Behalve door den kapitein, werd onderwijs
gegeven door twee luitenants; deze officieren waren vrijgesteld van korps
en garnizoensdiensten.
Elke curus was ingedeeld in twee klassenvoor iedere klasse was een
programma van studiën vastgesteld. Voor schoolbehoeften en verlichting
der lokalen waren gelden toegestaan, die gevonden werden uit de school
fondsen der zich te velde bevindende korpsen.
Eindelijk werd bij de Algemeene Order N°. 49 van 1878 dit voorberei
dend onderwijs opnieuw geregeld en voor de Infanterie beperkt tot twee
inrichtingen, namelijk
één cursus bij het le Depotbataljon te Mees ter-C orne lis en
één bij het 2e Depotbataljon te Willem I.
De cursussen voor de Cavalerie en de Genie bleven bestaan.
Het onderwijs bij eiken cursus was opgedragen aan één kapitein, direc
teur, en twee luitenants. De aanneming van nieuwe leerlingen zou voort-