- 448
Te verwonderen is het dus niet, dat veel van het vroeger geleerde ver
loren gaat.
Het eenig afdoend middel hiertegen is het oprichten van Voorbereidende
Scholen bij alle korpsen, waarbij zich aanbevolen militairen bevinden,
evenals dit in Nederland is voorgeschreven.
Dit denkbeeld is niet nieuw; in artikel 10 der Algemeene Order N°. 49
van 1878 wordt gesproken van eene Voorbereidende klasse, waarin geplaatst
worden de door het Departement van Oorlog aanbevolen militairen en de
niet afgeëxerceerde volontairs; het onderwijs is opgedragen aan de officieren
belast met de korpsscholen en bepaalt zich tot het onderhouden van het
geleerde.
Bij de ons uit Nederland gezonden regeling van het militair onder
wijs zijn die voorbereidende scholen geheel over liet hoofd gezien. Men
heeft daar niet bedacht, dat een vierjarige cursus in Indië te kort is,
om iemand met een onvoldoende of verwaarloosde schoolkennis tot officier
op te leiden; (zooals wij hiervoren aantoonden was de regeling van 1878
op een vijfjarigen cursus gebaseerd); men heeft het getal leerlingen hoven
de formatie van 196 (116 bij de Mil. School en 80 bij de Cursussen)
teruggebracht tot 140, waardoor noodzakelijk het jaarlijksch contingent,
dat als officier wordt afgeleverd, minder zal worden; terwijl juist in de
toekomst naar vermeerdering moest worden gestreefd, omdat de hoofd
cursussen in Nederland de verwachtingen van den Minister van Kolo
niën zeer teleurstellen. (1)
Uit het volgende overzicht, dat afgeleid is uit de Koloniale Verslagen,
kan men zien, hoe moeilijk het reeds viel, om in Indië van 196 onder
officieren boven de formatie jaarlijks een voldoend contingent tot aanvul
ling van het officierskorps te verkrijgen.
(1) In het Koloniaal Verslag van 1879, bladz. 38, rekende de Minister op 14
officieren van de Academie, 25 uit Indië en 34 (zeggevier en dertig) van de cursussen
in Nederland, tot aanvulling van het jaarlijksch verlies aan officieren bij de Infanterie
en de Militaire Administratie; welk verlies in het K. V. van 1878 wordt begroot op
resp. 62 en II officieren. In plaats echter van 34 officieren per jaar, verkreeg het
Indische Leger rechtstreeks van de cursussen in Nederland van 1S77 t/m 1882 resp.
10, 12, 16, 30, 22 en 8 officieren, dat is dus gemiddeld elk jaar de helft minder dan
de Minister berekende.