450
Bij de iegerformatle van 1882 (A. O. No. 36 van 1882 36) heeft
men bij het le en 2° Depotbataljon den Voorbereidenden Cursus en de
Kaderschool tot één geheel vereenigd en daarbij ingedeeld een kapitein
directeur en tivee luitenants-instructeurs.
Het voorloopig Reglement voor de kaderscholen (A. O. N°. 62 van 1882)
schrijft voor, dat één luitenant bepaaldelijk instructeur voor de kaderschool
zal zijn, wat dan ook bij 100 leerlingen dringend noodig is.
De kapitein-directeur van beide inrichtingen heeft reeds een zeer drukken
werkkring, als hij de practische oefeningen bijwoont en de lessen en
theorieën surveilleert. Van hem te vorderen, dat liij zelf nog wetenschap
pelijk onderwijs op den cursus geeft, is er koeliewerk van maken.
Er blijft dus voor het onderwijs op den cursus slechts één instructeur
over, die echter onmogelijk aan twee klassen te gelijk kan les geven in
acht of negen examenvakken.
In tegenstelling van Nederland, waar bij de regiments-cursussen alléén
reeds 20 luitenants en bij de voorbereidende scholen minstens ook 20
officieren werkzaam zijn gesteld, beschikt men in Indië feitelijk over twee
luitenants voor 60 a 70 leerlingen.
Dat zulks niet aan het Legerbestuur is te wijten, blijkt uit het Koloniaal
Verslag van 1879, waar op bladz. 37 gezegd wordt:
„Het Opperbestuur had reeds in 1875 er op aangedrongen, een voorstel
te ontvangen ter algeheele regeling van het militair onderwijs en daarbij
vooropgesteld, dat èn de financieele zijde van het vraagstuk èn de nood
zakelijkheid, om zoo min mogelijk de wetenschappelijk gevormde officieren
ten behoeve van het onderwijs aan den actieven dienst te onttrékken,
dringend geboden, het onderwijzend personeel tot een strikt minimum te
beperken. Daaruit volgde van zelf, dat men moest trachten de onder
wijskrachtenwaar mogelijk, gelijktijdig te benuttigen voor de vorming
van officieren en voor de opleiding van kader."
Een kruidenier in koloniale waren had zijn wensch niet beter kunnen
formuleeren. Zoo zuinigjes mogelijk zijn; vooral geen wetenschappelijke
mannen aan slopkousendienst onttrekken en van het onderwijs een Indi
sche toko maken, waarin ook wel juweelen en ijzerwerk te gelijk ver
kocht worden.
In welk ander land ter wereld zou men in een officieel verslag zóó iets
durven uitkramen?
Waarom moet bij het Indische Leger, waarin jaarlijks 30 Infanterie-
officieren gekweekt worden, de financieele zijde van het vraagstuk zóo
sterk op den voorgrond komen, dat op elk dubbeltje beknibbeld wordt,