45i
en men van officieren vordert, dat zij onderwijs geven in 3 of' 4 vakken,
zonder hen daarvoor de minste of geringste belooning toe te kennen
Waarom moet in Indië de wetenschappelijk gevormde officier zoo min
mogelijk aan het militair onderwijs verbonden worden, zoodat de taak
\ooi de instructeurs, bij de nieuwe formatie uitgetrokken, eene onmoge
lijke wordt; terwijl in Nederland bij de Infanterie-cursussen ruim 50
officieren en bovendien tot kadervorming bij Instructie-Bataillon en Pupil-
lenkorps nog 25 officieren zijn ingedeeld
En waarom wil het Ministerie van Koloniën aan die weinige officieren
(bij tivee cursussen en kaderscholen te zamen zes!!!) dan nog officiersvor
ming en kadervorming te gelijk opdragen? Iets wat noch in Nederland,
noch in Duitse hl and of Frankrijk plaats heeft.
Op deze vragen weten wij geen ander antwoord te geven, dan dat
miskenning en achteruitzetting van het Indische Leger sedert 1875
schering en inslag zijn geweest.
20 Maart 1883.
(IVordt vervolgd.)
De officieren-instructeurs bij de cursussen hebben nooit eenige toelage ofgra-
tificatie genoten.
In het Koloniaal Verslag van 1879 wordt zeer ten onrechte gewezen op het
Instructie-Bataillon als voorbeeld van officiers- en kadervorming te gelijkertijd. Wel
behoort de cursus administratief tot dat bataljon, doch overigens staat die geheel op zich
zelf. De officieren, belast met het wetenschappelijk onderwijs, hebben niets te maken
met do kadervorming en omgekeerd. Alleen de practische oefeningen worden gewoonlijk
door het geheele korps gezamenlijk gehouden. In Duitsehland zijn de Kriegsschulen
(cursussen tot opleiding voor Fiihnrieh) en de Unterofficierschulen gescheiden en staan
elk onder eene afzonderlijke inspectie.
In Frankrijk is de in 1881 oprichte Ecole militaire te St. Maixent niets anders dan
een hoofdcursus op groote schaal.