472 R. L. liet beginsel niet losgelaten is, om aan een gearresteerde het recht te verzekeren, zich over het arrest tot den krijgsraad te wen den, wanneer hij vormeenen mocht, ten onrechte te zijn gearresteerd, en zijne te dier zake ingebrachte reclame mocht afgewezen worden door den chef van hem, die het arrest ordonneerde. Met het arrestwordt hier waarschijnlijk bedoeld het voorloopig arrest, waarvan sprake is in do artikelen 4 en volgende van de K. L. Wij betwijfelen het, of van dit recht vaak gebruik gemaakt wordt ons is slechts één geval bekend, waarin een militair, onmiddellijk na zijne arrestatie, deswege reclame inbracht, en ter zake afgewezen, in die afwijziging berustte. Op ons maakte dit eenige ons bekende geval den indruk, dat de reclamant in den waan verkeerde, dat hij, door het reclameeren over zijne arrestatie, zijnen chef de bevoegdheid ontnam, hem te straffen voor het feit, waarvoor een voorloopig arrest was opgelegd. In casu had de chef zich naar onze denkwijze terecht door de klacht van den gearresteerde niet laten weerhouden, disciplinaire rechtsmacht uit te oefenen. Door welke motieven ook geleid, in het eenige ons bekende ge val van reclame over het aangezegde arrest, bracht de klager zijne zaak niet bij den krijgsraad. Het recht, om eene dergelijke reclame bij den krijgsraad aanhan gig te maken, moest, naar onze bescheiden meening, niet toegelaten zijn. De meerdere toch, verplicht, 0111 het arrest aan te zeggen, ingeval hem bekend is, of door hem op waarschijnlijke gronden vermoed wordt, dat de mindere in rang zich aan oene aanmerkelijke fout of eenige misdaad heeft schuldig gemaakt, behoort 0. i. gevrijwaard te worden tegen het zich verantwoorden voor eenen krijgsraad, ter zake van het aangezegde arrest, dat meestal ten hoogste één dag duurt, en door hoogere 'chefs of bestendigd of te niet gedaan wordt. De burger, verdacht van misdaad, die door Politie of Justitie ge arresteerd is, wordt op bevel van den bevoegden rechter in hechtenis gehouden of daaruit ontslagen, en mist in het laatste geval het recht, ter zake dier arrestatie van den Staat te eischen, dat hem „het ge leden ongelijk gebeterd worde", zooals ons wetboek dit uitdrukt. Wij waarschuwen tegen overdrijving. Hoe en op welke wijze c. q.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 483