481 moeten toelaten P Dergelijke ontboezemingen zullen den bezadigde onder ons niet ontvallen. Het kan een enkele maal gebeuren, dat een chef, door hartstoch ten beheerscht, of door oppervlakkigheid, gedreven door haat of antipathie willens en wetens den mindere, onrecht aandoet, kwalijk bejegent of bestraft. Waar het booze opzet, om den mindere, met terzijdestelling van humaniteit, onrecht aan te doen, zoo duidelijk in het oog springt, dit staat bij ons onwrikbaar vast daar zal men van hoogere chefs niet te vergeefs bescherming inroepenmits men de perken der be scheidenheid niet te buiten ga, zich tot de zaak bepale, grievende qualificatien vermijde en met vertrouwen de beslissing overlate aan die chefs. Steeds voorop te stellen, dat een chef, niet door dwaling, maar altijd opzettelijk, met het doel om te kwellen en macht te toonen, straf oplegtis overdrevenzelfs laakbaar. Er behoort vertrou wen te bestaan. Men houde wel in het oog, dat handhaving der orde hooge eischen steltdat de chefs een ernstigen, hoogst gewich- tigen plicht te vervullen hebben in handhaving der krijgstucht. Wij kunnen daarom met niet genoegzamen nadruk er op aandrin gen, dat'ieder lid der militaire maatschappij iets, desnoods „een beginselopoffere tot instandhouding van dat kleinood. Dit in afwachting eener wettelijke regeling, waarbij eenerzijds eene verbeterde procesorde in reclamezaken en anderzijds beperking- van het recht van reclame worde uitgevaardigd, eene regeling, die beter dan de tegenwoordige in staat zij, de reclame-manie te breidelen. Wij critiseerden de wijze van procedure in reclamezaken; wij achtten het bedenkelijkdat de tegenwoordige strafvordering, hoezeer door de jurisprudentie geijkt, door enkelen wettig genoemd wordt. Dat er „overeenkomstig de Wet" geprocedeerd moet worden, is niet alleen een eisch, dien wij in het eerste artikel der R. L. leerden; wij worden in art. 5 der A. O. N° 10 van 1874 weder daaraan herinnerd. Immers aan het Hoog Militair Gerechtshof wordt voor geschreven, hoe te handelen, wanneer de Wet niet nageleefd is. De Wet dus boven al! En toch doet datzelfde 5e artikel weer een diepen greep in het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 492