501
schijnen in de vizierkeep van plaats te veranderen, beide in gelijke
mate bij kleine slingeringen, maar bij grootere, in verschillende mate.
Do beoordeeling, in hoeverre de juiste ligging der richtlijn zich
binnen de door de optische voorwaarden vastgestelde grenzen bevindt,
wordt hierdoor werkelijk bemoeilijkt. Wanneer deze slingeringen,
gerekend van uit de richtlijn, rechts en links minder dan 0.04 1/25
m.M. naar boven en naar beneden minder dan 0.08 m.M. bedragen,
worden zij niet waargenomen en hebben ook geen invloed op het
schietresultaat.
Bij de artillerie zijn zjj toch van veel geringeren invloed en hebben
hoogstens een langzamer richten ten gevolge.
De richtkijkers in de opzetten hebben het voordeel, dat het midden
van het kijkgaatje het midden van de pupil vervangt, waardoor het
oog slingeringen van nagenoeg den halven diameter van de pupil
kan maken, zonder nadeelig te werken. Bovendien blijft de bij de
opstelling van den richtkijker in de richtlijn veroorzaakte parallactische
fout, voor die opstelling, in grootte en richting constant.
Gebruikt men bij het richten een verrekijker met draadkruis, dan
is, afgezien van het voordeel van de vergrooting van het doelbeeld,
de parallactische fout en de invloed der oogslingeringen geheel op
geheven.
De bewegelijkheid van het oog en de bij ongeoefenden daaruit
voortvloeiende slingeringen hebben ontegenzeggelijk den grootsten in
vloed op de juistheid van het schot. Terwijl de door de optische
onvolmaaktheid van het oog veroorzaakte afwijkingen meestal nauwe
lijks waarneembare afmetingen aannemen, kunnen zij, tengevolge
der slingeringen, tot het dubbele, het drievoudige en zelfs tot meer
aangroeien. Terwijl oogen met 80 en zelfs 70 c.M. gezichtsterkte
geen merkbaar onderscheid opleveren, wat hunne optische geschikt
heid voor het schieten betreft, kunnen zich hier echter zeer opval
lende verschillen voordoen, die niet te berekenen zijn. Men heeft
daarom dan ook herhaaldelijk getracht, de eigenaardige geschiktheid
van den man te bepalen bij gelijktijdige inwerking van alle drie oor
zaken, de parallactische fout, de fout bij het ineenbrengen van richtlijn
en mikpunt en de fout ten gevolge van de slingeringen van het oog.
Blijkens uiterst nauwkeurige proeven bij een Oostenrijk s'che com-
32