507 kan het niet gebeteren, dat hij op eene zooveel voordeeliger wijze dan zij, die na hem kwamen, is behandeld. Wat de wijze van dagelijkscheu omgang van officieren onderling betreft, daaromtrent hebben wij eene andere beschouwing als Verum Pkoloquar. "Volgens hem behoort de le Luitenant den afstand met zijnen jongeren kameraad de jeugdige 2e Luitenant wordt bedoeld niet grooter te maken dan noodig is. Zeer goed! zeggen wij hem na. Maaris in de meeste gevallen niet het euvel aan de andere zijde te vinden, dat namelijk de oude le Luitenant te familiaar met den jongen 2en Luitenant verkeert en alleen daarom de laatste wel wat spoedig er toe overgaat, om den ouden len Luite nant geheel als zijn gelijke te beschouwen? Vaak hoort men de door Meeste r-C o r n e 1 i s en B r e d a kersversch afgeleverde officieren, in acht dagen tijds na hunne komst in het eerste garnizoen, met oude luitenants praten, alsof zij sedert jaren intieme kennissen waren geweest. In zoodanig geval nu kan men er van verzekerd zijn, dat van de 10 keeren 9 maal de schuld bij de oudere luitenants te vinden is. Toen Schrijver dezes tot 2en Luitenant werd benoemd, kwam het niet in zijn brein op, om menschen, die sedert tien jaar den officiers rang bekleedden, te tutoyeeren. Wij gebruiken dit woord „tutoyeeren", in navolging van Verum Proloquar, al wenschen wij ook niet zoodanige waarde daaraan toe te kennen, dat eene vriendschappelijke, doch tevens beleefde omgang tusschen twee in jaren verschillende personen zonder „tutoiement" niet mogelijk zoude zijn. Wat ten slotte het „zoogenaamde" kwaadspreken betreft, leed doet het ons te verklaren, dat die ondeugd (zooals wij die verstaan) een vijftiental jaren geleden, toen er nog geen Atjeh-quaestie en booze generaals waren, in het Indisch officierskorps even welig tierde als thansmogelijk nog wel iets erger.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 518