513
digen vorm met den strop en met den kogel te handhaven in hare volle ge
strengheid, ten ware mitigeerende omstandigheden aanwezig en bewezen
zijn, in welk geval thans, zooals bij bovengemeld Koninklijk besluit
(Staatsblad 1883 n°. 54) is bepaald, de rechter te kiezen hebbe tus-
schen militaire gevangenisstraf en detentie voor den tijd van één dag
tot twee jaar.
De rechtsgronden, aangevoerd tegen het behoud der doodstraf, zijn
bekend.
De doodstraf, zegt men, beantwoordt in rechtskundigen zin niet
aan het begrip van straf.
Iedere straf moet zijn
le. Deelbaard. i. er moet een minimum en maximum zijn gesteld,
zoodat de rechter, naarmate der omstandigheden, waarin het misdrijf
heeft plaats gehad, eene evenredige straf zal kunnen kiezen. In zijn
werk: „Le droit pénal progressif" merkt de Belgische Hoogleeraar
Nypels op: „La peine doit être divisible (theilbaar, abschiitzbar) et
elle doit laisser la latitude nécessaire pour qu'il soit distingué, dans
les limites établies par la loi, entre les délits plus ou moins graves
de la même catégorie."
2e. Herstelbaar. Bij een rechterlijke dwaling moet de gelegenheid
bestaan, om het onrecht onmiddellijk te herstellen. Men wijst daar
bij op de practijk en de geschiedenis, die kunnen doen zien, hoe
feilbaar het oordeel des rechters is. „Aussi nulle peine ne doit être
irrévocable, nulle de nature a ce que sa consommation coupe court
a tout moyen de réparation entière ou partiele."
De rechter, evenals ieder mensch, is feilbaardaarmede zal rekening
moeten worden gehouden.
3e. De straf moet hoofdzakelijk de zedelijke verbetering van den
misdadiger beoogen. De Staat oordeelt men mag geen straf
toepassen, welke den misdadiger aan zijne bestemming zoude kunnen
onttrekken.
Als mensch redeneert men is men zedelijk verplicht, den mis
dadiger te verbeteren; door hem te dooden, ontneemt men hem het
middel tot verbetering en snijdt men op eens hem den weg af tot
terugkeer in de maatschappij, waarin hij met een berouwvol hart
teruggekeerd als een nuttig lid werkzaam zou kunnen zijn.