41
16.
„Auch wenn der Belagerungszustand nicht erklart ist, können imFallo
des Krieges oder Aufruhrs, bei dringender Gefahr fiir die öffentliche Si-
cherheit, die Art. 5, 6, 27, 28, 29, 30 und 36 der Verfassungs-Urkun-
de oder einzelne derselben vom Staatsministerium zeit und distriktweise
auszer Kraft gesetzt werden."
17.
„Ueber dis Erklarung des Belagerungszustandes, sowie über jede, sei es
neben derselben 5) oder in dem Falie des 16 erfolgten Suspension
auch nur eines der 5 und 16 genannten Artikel der Verfassungs-
Urkunde, musz den Kammern sofort, beziehungsweise bei ihrem nachsten
Zusammentreten, Rechenschaft gegeben werden."
18.
„Alle diesem Gesetze entgegenstehende Yorschriften werden auf-
gehobon."
„Das gegenwartige Gesetz tritt an die Stelle der Veroi'dnung von 10
Mai 1849 und der Deklaration von 4 Juli 1849."
Bij eene toekomstige herziening onzer Grondwet zoude daarin een
artikel behooren te worden opgenomen van den volgenden inhoud:
„Wanneer de openbare veiligheid in den Staat bedreigd wordt, kan het
Rijk geheel of gedeeltelijk in staat van oorlog of beleg worden verklaard."
„De Wet regelt de bepalingen, den vorm der afkondiging en de gevol
gen van zoodanige verklaring." (Of: „Bij eene Wet behoort te worden
bepaald de gevallen, waarin de staat van oorlog en van beleg zal kun
nen worden verklaard alsmede hetgeen daarbij in acht genomen moet
worden en daaruit voortvloeit.")
Een artikel van die Wet zal moeten luiden
„Deze Wet is niet van toepassing op de koloniën en bezittingen des
Rijks in andere werelddeelen".
„In geval van oorlog of opstand nemen zij, die aldaar met het hoogste
gezag zijn belast, de maatregelen, die zij in het belang van het Rijk en
van de onder hun gezag staande koloniën of bezittingen noodzakelijk
achten, ook de zoodanige waartoe anders 's Konings machtiging vereischt
wordt. Zij hebben alsdan, ieder voor zich, de macht, het door hen be
stuurde grondgebied van het Rijk geheel of gedeeltelijk in staat van oor
log of van beleg te verklaren of te doen verklaren."
Zie de voorlaatste noot.
Zie „Preuszische Gesetz-Sammlung" van 1849, pag\ 165 en 250.