519
tweede klasse van militaire disciplinewerd naar het strafdetache-
meut te Klatten gezonden, oin aldaar onder eene gestrengere tucht
te staan.
Toen hij op het rapport door den militairen commandant wegens
oneerbiedigheid met twintig rietslagen gestraft werd, voegde hij dien
superieur in rang eenige scheldwoorden toe en gaf hij hem te gelij
kertijd een vuistslag in het aangezicht.
Lit een militair oogpunt beschouwd moet de door den fuselier
Eb er le bedreven daad als een zeer zwaar misdrijf tegen de disci
pline beschouwd en de overtreder exemplair gestraft worden.
De Krijgsraad alsmede het Hoog Militair Gerechtshof waren ook van
die meening en veroordeelden dien fuselier tot de straf des doods
met den kogel. Verzachtende omstaudigheden deden zich niet voor.
Brutaler feit in de militaire maatschappij was dan ook nauwlijks
denkbaar.
De veroordeelde vroeg gratie en tegen aller verwachting werd hem
door Z. E den Gouverneur-Generaal gratie verleend bij besluit van
den 19en Februari jl.
Welke gegronde redenen van rechtvaardigheid en billijkheid den
Gouverneur-Generaal zouden hebben bewogen, om in zoodanig geval
giatie te verleenen, op die vraag zou een bevredigend antwoord
moeilijk te geven zijn.
Is het omdat het toeval er toe leidde, dat juist het besluit op den
19en Februariop Koningsverjaardagde dag van algemeene absolutie
en verzoening genomen is, dan heeft het geluk den ter dood ver
oordeelden Eberle opdat oogenblik gediend. Wee! hem, wien een min
der gunstig toeval treft, zooals het met de fuseliers Abbenhuis en
Logiest het geval was, die beiden voor een veel minder ernstig feit
gefusileerd werden
Moet het recht van gratie beschouwd worden als één van de schoon
ste voorrechten der Kroon, waardoor de Vorst, de Souverein, de
Opperste Regeeringspersoon van den Lande zijn gunst en goeder-
eb Het vonnis van den Krijgsraad dd. 6 Nov. 1882, geconfirmeerd door het arrest
van het H. M. G. dd. 22 Dec. 1882, vindt men op bladz. 523 en volg.