520
tierenheid kan betoonen, liet zon evenwel in eene heillooze en met
de instellingen der maatschappij strijdige handeling van willekeur
ontaarden, indien de uitoefening er van alleen van de indrukken des
oogenbliks zoude afhangen. Onmiskenbaar is het, dat gratie niet kan
worden verleend, dan alleen, wanneer werkelijk afdoende en dringende
redenen, op het redeneerend verstand gebaseerd, daartoe aanwezig zijn.
Ofschoon geheel aan de individueele beoordeeling van den Vorst
overgelaten, zou deze niettemin misbruik maken van het hem toe
gekende recht, indien hij zonder ivaarachtige drangredenen er toe
overging, om den misdadiger aan zijne wettige straf te onttrekken.
MontesquieuEspr. d. Lois, VI, chap. 16, 21, merkt daarover het
navolgende op„C'est un grand ressort des gouvernements modérés
„que les lettres de grace. Ce pouvoir que le Prince a de pardonner
„exécuté avec sag esse, peut avoir d'admirables effets."
„Mais, dira-t-on, quand faut-il punir? quand faut-ilpardonner? C'est
„une chose qui se fait mieux sentir quelle ne peut se prescrire.
„Quand la clémence a des dangers, ces dangers sont trés visibles.
„Mais on la distingue aisément de cette faiblesse, qui mène le Prince
„au mépris et a l'impuissance même de punir."
„L'Empereur Maurice prit la resolution de ne verser jamais le
„sang de ses sujets. Anastase ne punissait point les crimes. Isaac
„l'Ange jura que, de son règne, il ne ferait mourir personne. Les
„Empereurs grecs avaient oublié que ce n'était pas en vain, qui ils
„portaient l'épée."
an hoe teederen aard dan ook de vraag zij omtrent het al of
niet aanwezig zijn van beweeggronden tot het verleenen van gratie,
willen wij echter eenige algemeene opmerkingen daaromtrent niet
terughouden, en trachten aan te toonen, hoe die te vinden zijn, of
in algemeen welzijnof in de voorschriften van rechtvaardigheidöf
in drangredenen van billijkheid.
In de eerste plaats kan het verleenen van gratie gebiedend ge
vorderd worden
n. in het algemeen belang b. v. wanneer er, bij het bestaan eener
gevaarlijke samenzwering tegen den Staat, verschooning van straf
beloofd wordt aan dengene, die de bewerkers en opperhoofden uit
levert of kenbaar maakt en daardoor derhalve indirect medewerkt