524
Kapitein, die een pas vóór hem stond, met de rechter vuist een slag
op de linkerwang gaf, terwijl hij hem met de linkerhand in de borst
greep
2°. dat hij op den 30"™ September 1882, des morgens om 9-f uur vóór
het front van het detachement staande, en nadat hem de last was
gegeven, zich op de bank neder te leggen tot het ondergaan der
hem op dien dag opgelegde straf van twintig rietslagen, den Ka
pitein De H. de woorden toevoegde„De kapitein is een ge-
meene kerel, een dief en een smeerlap";
Ad. Ium. Overwegende, dat bij het naar aanleiding der klacht, dd°. 28
September 1882, gehouden gerechtelijk onderzoek de onder eede
gehoorde getuige, de Kapitein De H. heeft verklaard, dat beklaagde,
die den vorigen dag was aangekomen, op Donderdag den 28™ Sep
tember jl. des morgens om 8 uur, op het rapport stond; dat, nog
vóór dat beklaagde het een of ander werd gevraagd, deze op on
geoorloofde wijze zijn misnoegen te kennen gaf over zijne inlij
ving bij het strafdetachement; dat, nadat den beklaagde was te
kennen gegeven zich stil te houden en dat hij (beklaagde) niet
door hem (getuige) hier (te Flattenwas geplaatst, beklaagde bleef
voortpraten en onder het aannemen van eene ongepaste houding
de woorden zeide: „ik wil hier geen 15 maanden blijven, ik neem
die straf niet aan, ik verdom het", voor welk ongepast gedrag
beklaagde door hem met 20 rietslagen gestraft werd dat hij nauwelijks
den beklaagde die straf had aangezegd, toen beklaagde hem (getuige)
met zijne rechter vuist een slag op de linkerwang gaf en hem
met de linkerhand bij de borst greep; dat hij vlak vóór den be
klaagde op een pas afstand stond; dat beklaagde door den Ser
geant-majoor De T., die naast hem (getuige) stond en den Euro-
peeschen Fourier L., die op het bureau werkzaam was, werd aan
gegrepen en aan de wacht overgegeven, met opgave dat hij uit be-
klaagde's spreken kon merken, dat deze zenuwachtig was;
Overwegende, dat de onder eede gehoorde getuige, de Sergeant-majoor
De T., heeft verklaard: dat beklaagde op den 28en September jl. des
morgens om 8 uur door hem voor aankomst aan den Commandant van
het strafdetachement, Kapitein De II., werd gepresenteerd; dat nog vóór
dat de Kapitein aan beklaagde iets gevraagd had, beklaagde op een zeer
ongepasten toon zeide: „ik neem die straf om 15 maanden hier te blijven
niet aan"; dat de Kapitein De II. beklaagde hierop gelastte te zwijgen
en dezen onder het oog bracht, dat hij (beklaagde) door het Legerbestuur