526 Zaterdag, den 30en September jl. '3 morgens om 93/4 uur, beklaagde de straf van 20 rietslagen moest ondergaan en dezen die straf vóór het front van het detachement door den Sergeant-majoor De T. was voorgelezen, de beklaagde, alvorens op de bank te gaan liggen en naar hem (getuige) zich toekeerende, zeide: „De kapitein is een gemeene kerel, een dief en een smeerlap Overwegende, dat de onder eede gehoorde getuige, de Sergeant-majoor De T., heeft verklaard, dat toen, op Zaterdag, den 30en September jl. 's morgens om 93/4 uur, beklaagde de straf van 20 rietslagen moest onder gaan en dezen die straf vóór het front van het detachement door hem was voorgelezen, beklaagde alvorens op de bank te gaan liggen en terwijl hij (beklaagde) den Kapitein Bé B. daarbij aanzag, zeide„De kapitein is een gemeene kerel, een dief en een smeerlap Overwegende, dat de onder eede gehoorde getuige, de Europ. Sergeant C., heeft verklaard: dat toen op Zaturdag, den 30™ September jl. 's morgens om 9A uur, beklaagde de straf van 20 rietslagen moest ondergaan en dezen die straf vóór het front van het detachement door den Sergeant-majoor De T. was voorgelezen, de beklaagde, alvorens op de bank te gaan liggen en terwijl hij (beklaagde) den Kapitein Be H. daarbij aanzag, zeide: „De kapitein is een gemeene kerel, een dief en een smeerlap"; Overwegende, dat beklaagde heeft verklaard: dat hij op Zaturdag, den 30en September jl. 's morgens om 9| uur, vóór dat hij de straf van 20 rietslagen moest ondergaan, vóór het front van het detachement den Kapitein De H. de volgende woorden heeft toegevoegd: „De kapitein is een gemeene kerel, een dief en een smeerlap"; Overwegende, dat thans moet worden onderzocht, of hot wettig en over tuigend bewijs is geleverd, dat beklaagde zich heeft schuldig gemaakt aan de hem bij bovengenoemde klachten ten laste gelegde daadzaken Overwegende, dat uit beklaagde's bekentenis, bevestigd door de beëe- digde verklaringen der getuigen, Kapitein De H., Sergeant-majoor De T., Fourier L. en Sergeant C., het wettig en overtuigend bewijs is geleverd le dat beklaagde op den 28en September 1882 den Kapitein De H' een slag op de linkerwang heeft gegeven, terwijl hij dien superieur in rang tevens bij de borst greep 2e dat hij op den 30en September 1882 den Kapitein De H. heeft toe gevoegd de woorden„De kapitein is een gemeene kerel, een dief en een smeerlap Overwegende, dat de geincrimineerde feiten daarstellen het misdrijf van le „feitelijke insubordinatie" en 2e „insubordinatie door woorden";

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 537