44
of active military operations, the power of the civil government, to
issue any such orders, will be suspended, and during any such
emergency the officer in command of His Majesty's Land Forces
will upon his own responsibility and without reference to the orders
of the civil governor act in such manner as he may consider neces
sary for the defence of the colony." 't Is dus vooreerst niet moge
lijk, er op te rekenen, dat een artikel in de Instructie van den
Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië zoude kunnen bepalen,
dat, wanneer Java b. v. in staat van beleg wordt verklaard, niet
hij, maar „de Commandant van het Leger zal moeten handelen, zoo
als hij voor de verdediging en de zekerheid dezer kolonie zal noo-
dig oordeelen, op zijne eigene verantwoordelijkheid, zonder terug
zicht op of zonder zich te gedragen naar de bevelen van den Gou
verneur-Generaal, bijaldien deze geen militair officier is." Hoogstens
zoude de Indische Legercommandant thans den staat van oorlog of
van beleg in het hoofdkwartier des Legers voorloopig kunnen afkon
digen, wanneer de Gouverneur-Generaal er zich niet bevindt noch daar
mede telegraphisch verbonden is; maar ook meer niet. AVij zullen
er dus niet verder over spreken.
De Duitsche Wet is eigenlijk eene wet op den staat van beleg;
want terwijl de Duitsche Grondwet zegt, dat de Keizer eenig ge
deelte van het Ilijk in Kriegszustand kan verklaren en ten deze, zoolang
daarop geene Rijkswet is gemaakt, de Pruisische A Vet van 1851
geldt, is deze wet zeer bepaald een „Gesetz" über den Belagerungs-
zustand." AVat de hoofdbeginselen aangaat, bestaat er geen verschil
tusschen deze wet en de Fransche wet van 1849Het militair
gezag moet boven het civiele staan. Lie verklaring van den staat
van beleg (en ook van oorlog) gaat uit van het hoogste of van het
militair gezag. Alleen de wetgever voor Nederlandsch-Indië bepaalde,
in 1854, dat die verklaring ook door civiele autoriteiten kan ge
schieden! AVanneer in 6 der Pruisische Wet over de „Gesetze"
gesproken wordt, „welche für den Kriegszustand ertheilt sind", zoelte
men die op in het Duitsch militair strafwetboek. Dat artikel slaat
evenals 7 op „Alilitair-personen". De ni et-militair en blijven
aan hunne eigene rechters, rechtspraak, rechtbanken, rechtspleging,