555 Voor wie daarvoor een paar bankbiljetten over heeft en overigens de Duitsche taal genoegzaam verstaat, is een bestelling aan liet voormeld kantoor voldoende, om zich voor eenige jaren wetenschappelijk in te richten. Het is treurig, maar waar! Heeft de Inlcmdsche soldaat behoefte aan dierlijk voedsel. Het is betrekkelijk nog maar korten tijd geleden, dat de Javaan, Ma- durees, Maleier en Boeginees van Gouvernementswege een heel klein stukje vleesch onder de hem aankomende vivres gerangschikt ziet. Enkele jaren geleden was de Regeering van oordeel, dat een Inlander geen vleesch noodig haddat deze heel goed gevoed werd met des morgens rijst, 's middags rijst et si le coeur lui en parlait pendant le soir ou bien la nuilvoor de verandering dit maal nog eens rijst. In verband met deze voor de schatkist zeer-goedkoope meening van weleer, eene meening, die ook nu nog tal van aanhangers in Indië telt, achten wij het niet ondienstig, de aandacht te vestigen op een in 1880 uitgekomen, klassiek Werk van Dr. C. A. Meinert, getiteld: „Armee- und Volks-Ernahrung", waarin onder anderen wordt vermeld: dat in landen, alwaar, zooals in Centraal-Amerika, de menscken zich bij voorkeur dagelijks met rijst of maïs voeden, eene vadzige, luie bevolking gevonden wordt, die op eenen veel-lageren trap van beschaving staat dan eenige volksstam, die de veeteelt beoefent en dus ook vleesch eten kan- dat om die reden de bewoners der provincie Leon, die maar zelden vleesch eten, doch zich meestal voeden met een mengsel van gerstenmeel, water en groenten, zeer klein van gestalte zijn gebleven; in die mate dat de gemiddelde grootte niet boven de 1,5 M. gaat, en zich" wijders onder scheiden in weinige spierkracht, veel maaglijden, vadzig—slap—bijgeloovig en verregaande bloohartigheid dat naast de provincie Leon, Imboburro ligt. wier bewoners meer vleesch eten, maar die dan ook gemiddeld 3—4 c. M. grooter, voorts krachtiger, gespierder en intelligenter zijn; dat alweder om dezelfde reden de arbei ders der in Boven-Italië gelegen rijstvelden, die hoofdzakelijk van rijst leven, vroegtijdig aan uitputting gaan lijden en sterven, terwijl zulks in den regel niet het geval is met de zich beter voedende pachters; en ten slotte dat ook dientengevolge de rjjstetende Japanners over het algemeen zwakke, magere, weinig gespierde menschen zijn, die zeer veel aan maag- en buikziekten lijden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 566