45 rechtsvordering en wetboeken onderworpen. Alleen wanneer zij zich schuldig maken aan of beschuldigd worden van de feiten, genoemd in de 10, 8 en 9, zullen zij, evenals de militairenaan de Kriegsgerichte worden overgeleverd. Uitdrukkelijk wordt in 10 volledigheidshalve de werkkring dezer semi-militaire of semi-civiele rechtbanken omschreven. Yan de 5 leden, waaruit zij bestaan, moeten 2 civiele personen, liefst rechterlijke ambtenaren, zijn. De president is ook een rechterlijk ambtenaar; de militaire leden moe ten zoo mogelijk minstens den kapiteinsrang bekleeden. Aan deze rechtbanken worden nog toegevoegd een auditeur (rechterlijk amb tenaar of, bij gebreke van dien, een officier) zonder stemrecht, en een griffier of schrijver 11 en 12). De behandeling der zaak van den beschuldigde geschiedt, in den regel, in het openbaar. Hem wordt een verdediger toegestaan of aangewezen 13). Yoor- deelen, die wij zelfs in onze „Rechtspleging bij de Landmacht" missen. Yan de 814, d. i. alles, wat op den loop der Justitie, tijdens den staat van belegstelling, betrekking heeft, kan, voorloopig, met het oog op onze wetgeving, weinig voor Indië worden overgenomen. Wijden wij aan de uitoefening der Justitie in Indië tijdens den staat van oorlog en dien van beleg onze beschouwingen. Yan het onvoorwaardelijk onderwerpen van alle niet-militairen aan de militaire wetboeken, d. i. militaire strafwet (Crimineel Wet boek) en militaire rechtspleging, kan nimmer sprake zijn; niet, omdat artikel 80 van het „Regeeringsreglement" luidt: „Niemand kan tegen zijn wil worden afgetrokken van den rechter, dien alge- meene verordeningen hem toekennen" en welke deze verordeningen zijn, nader blijkt uit de overige artikelen van het Ye hoofdstuk van dit reglement; want eene wet, die den staat van oorlog en van beleg regelt, kan wij hebben het vroeger gezien zelfs de bepa lingen vau eene fundamenteele wet als het „Regeeringsreglement" buiten werking stellenmaar omdat zulk een exceptioneele toestand o. i. zelfs voor Indië niet behoeft te worden in het leven geroepen. Wij zullen dus slechts aangeven de gevallen, waarin o. i. niet-militairentijdens den staat van oorlog en van beleg, aan de militaire jurisdictie moeten worden onderworpen en verder dien exceptioneel en toestand onbesproken laten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 56