563 Het Hoog Militair Gerechtshof; Gezien het vonnis van eenen daartoe benoemden krijgsraad te tegen den in hoofde dezer genoemden beklaagde, gewezen op den twee en twintigsten en uitgesproken op den vijf en twintigsten Mei 1800 t.wee en tachtig, waarbij hij is schuldig verklaard aan het toebrengen van een kwetsuur, geene ziekte of onbekwaamheid tot persoonlijken arbeid van meer dan twintig dagen ten gevolge gehad hebbende, en deswege veroordeeld tot de straf van drie maanden gevangenis, en een gevangenisstraf gedurende zes dagen, ter vervanging cener geldboete van vijftig gulden, en in de kosten Gelezen den namens den appellant op den negenden Augustus 1800 twee en tachtig gedienden eisch in appel, waarbij wordt ge refereerd aan 's Rechters oordeel Nog gelezen de door den geappelleerde R. O. op den zeventienden Augustus 1800 twee en tachtig gediende schriftuur van antwoord in appel, waarbij wordt geconcludeerd, dat het Hoog Militair Gerechtshof zal te niet doen het appel en verder het vonnis zal bekrachtigen, met veroordeeling tevens van den appellant in de kosten der appel- latoire instantie; Gezien de verdere stukken van den processe, zoo ter eerste in stantie, als in appel gediend Overwegende, dat de krijgsraad op de in zijn vonnis vermelde wettige bewijsmiddelen terecht als bewezen heeft aangenomen, dat de beklaagde te S. in den avond van den 7eu Februari 1882 den fuselier Sententie-Definitief in de zaak hangende voor liet Hoog Militair Gerechtshof van Ne- derlandsch-Indië tussoben V. d. H., \V. L. G., Algemeen Stamboek Noud 34 jaren, geboren te O. (Nd. Brabant), laatstelijk dienende als fuselier bij de 4e Compagnie van het Bataljon In fanterie te. appellant en den Advocaat-Fiscaal voor de Land- en Zeemacht in Nederlandsch-Indië R. O., ge appelleerde.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 574