564 Y. B. met een eau-de-cologue-flesch heeft verwoud, welke verwonding geene ziekte of onbekwaamheid tot persoonlijken arbeid van meer dan twintig dagen heeft ten gevolge gehad Overwegende, dat de krijgsraad het hierdoor gepleegde feit juist omschreven en ook deswege eene straf opgelegd heeft, welke in juiste verhouding staat tot het misdrevene; Overwegende, dat mitsdien het onderwerpelijk vonnis als wel en terecht gewezen behoort te worden bekrachtigd; Lettende op de in het vonnis aangehaalde wetsbepalingen en op artikel 50 van 's Hofs Provisioneele Instructie; Rechtdoende In naam en van wege den Koning Doet te niet het appel Bekrachtigt het vonnis, waarvan appel Veroordeelt den beklaagde, thans appellant, nog in de kosten dezer appellatoire instantie. Aldus gedaan en gesententieerd op heden Vrijdag den eersten September 1800 twee en tachtig, enz. NASCHRIFT. Overhet bewijs der misdrijven in het algemeen. Het beginsel van persoonlijke vrijheid gedoogt niet, dat in een welgeordenden Staat door de massa aan een enkel individu den oor log worde verklaard en dit uit de Maatschappij, zij het ook tijdelijk, door den strafrechter worde buitengesloten, zonder dat zijne gevaar lijkheid voor de algemeene veiligheid behoorlijk blijke. Men heeft daarom den misdadiger aan de woede van de beleedigde partij en van de menigte onttrokken en het monopolie van schuldig verklaring en veroordeeling opgedragen aan daartoe van Staatswege aangewezen personen, hetzij rechters of gezworenenbovendien heeft men het noodig geacht in nauwkeurig omschreven procesvormen ge legenheid te geven, tot een onpartijdig en degelijk onderzoek en is eindelijk de rechter verplicht op rechtsgronden gebaseerd, bij de wet

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 575