567 welke door geene bij de wet aangeduide bewijsmiddelen verkregen zoude zijn. De Nederlandsche eindelijk alleen verlangt, dat liet vonnis in allen gevalle de blijken drage, dat zoodanige wettige bewijsmiddelen zijn aanwezig geweest. Dit voordeel, hetwelk de Nederlandseh-Indisclie wetgeving boven de Romeinsche en Fransche voor den verdachte schijnt aan te bieden, wordt echter rijkelijk opgewogen door het appel, hetwelk naar het Romeinsche recht in de meeste gevallen openstond, en door de instelling van gezworenen, gelijk die in Frankrijk plaatsvindt. Te dezen opzichte vooral is het opmerkelijk, dat niettegenstaande de Fransche gezworene ongehouden is, de redenen, welke hem tot eene veroordeeling leiden, te ontwikkelen, en de Nedorlandsch-Indische moet aantoonen, door welke bewijzen zijne overtuiging, dat de ver dachte schuldig is, werd gevestigd, niemand echter zal beweren, dat de Fransche gezworene te lichtvaardig, de Rederlandsche rechter te schroomvallig in het veroordeelen is. Zoo waar is het, dat de overtuiging van schuld bij lien, die er niet hunne dageljjksche bezigheid van maken, strafzaken te beoordeelen, eenen minder gereedeu ingang vindt. Maar ook bovendien heeft de Nederl.-Indische wetgever den rechter zijne taak, hoe bezwaarlijk in schijn, inderdaad zeer gemakkelijk gemaakt, door ten opzichte van de twee punten, welke schier alleen in do bewijsvorming eenige moeilijkheid zouden teweegbrengen gelijk straks nader blijken zal boven mate veel aan zijne beschei denheid, aan zjjne voorzichtigheid over te laten. Wij hebben reeds opgemerkt, wat de Wet bij artikel 37 i Wetboek van Strafvordering onder wettige bewijsmiddelen verstaat. Ouder deze wettige bewijsmiddelen worden niet opgenoemd de be zichtiging of het persoonlijk onderzoek des rechters, noch ook onbeëe- digde verklaringen, terwijl door bekentenis, gelijk uit artikel 383 Wetboek van Strafvordering nader blijkt, alleen die, welke voor den rechter is afgelegd, wordt bedoeld: de buitengerechtelijke bekentenis de rechterlijke bezichtiging en de onbeëedigde verklaringen mogen dus niet als op zich zelve staande bewijsmiddelen worden aangemerkt, maar terwijl de beide eerstgenoemde onder meer andere mogen strek ken, om de aanwezigheid eener aanwijzing als wettig bewijsmiddel te staven, art. 378 W. v. Sv., kunnen de laatste alleen dienstbaar ge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 578