569 oordeeling hier in de voorzichtigheid des rechters, niet in de aanwe zigheid van wettige bewijsmiddelen bestaat. Omtrent de bewijskracht van verbalen, verklaringen of relazen van bevoegde ambtenaren, werd volgens het Fransche recht naar artikel 154 I Code I. C. onderscheiden, of die ambtenaren geloof verdienden, tot het tegenbewijs werd geleverd, dan wel of tegen hunne verkla ringen of akten eene inschrijving van valschheid werd vereischt. Naar het Nederlandsch-Indische recht, zoodra het werkelijk de straf zaak zelve en geene in de strafzaak vermengde vraag van burgerlijk recht betreft, zullen dezelve altijd door tegenbewijs kunnen worden ontzenuwd, blijkens art. 373 W. v. Strafv. (1) hetwelk hier zoowel als ten opzichte der overige bewijsmiddelen van toepassing is. Volgens het Romeinsche recht zoude geen proces-verbaal, dooreenen ambtenaar opgemaakt, als volkomen bewijs kunnen worden aangeno men. De beide latere wetgevingen schijnen hier de toepassing van het bij art. 376 W. v. Strafv. uitgedrukte beginsel, dat de afzon derlijke getuigenis van eenen enkelen getuige niet als wettig bewijs kan gelden, niet onvoorwaardelijk toe te laten. Uit eene vergelijking van art. 371 3° met art. 372 (2) \V. v. Strafv. zoude moeten volgen, dat eene bekentenis zoowel op zich zelve afzonderlijk als met andere bewijsmiddelen vereenigd, genoegzaam moest zijn, om de rechterlijke overtuiging te vestigen dat zulks echter alleen aan eene onjuiste redactie dier wetsbepalingen is toe te schrij ven, maar geenszins in de bedoeling des wetgevers ligt, blijkt uit art. 383 (3), 384 (4) W. v. Strafv., volgens welke geene bloote bekentenis (1) Art. 373. W. v. Strafv. „Alle soort van bewijsmiddelen kan door tegenbewijs worden ontzenuwd." (2) Art. 372. W. v. Strafv. „Deze bewijsmiddelen kunnen, zoowel op zich zelve afzonderlijk, als onderling ver eenigd, tot daarstelling van rechterlijke overtuiging dienen, voor zoover zjj met de hierna volgende voorschriften overeenkomen." (3) Art. 383. "VY. v. Strafv. „Eene bekentenis door den beklaagde voor den rechter afgelegd, dat hij het misdrjjf of de overtreding, aan hem ten laste gelegd, heeft gepleegd, vergezeld van eene be paalde en nauwkeurige opgave van omstandigheden, welke ook, hetzij uit eene ver klaring van den persoon tegen wien het feit is gepleegd, of uit andere bewijsmiddelen bekend zjjn, en daarmede overeenstemmen, kan een volledig bewijs van schuld opleveren." (4) Art. 384. "W. v. Strafv. „Eene bloote bekentenis van schuld, door geenerlei in het geding bekende omstandig heden bevestigd, is nimmer genoegzaam om een wettig bewijs daar te stellen."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 580