- 50 zoodoende, zelfs in een zóó exceptioneelen toestand als de staat van beleg is, niet in botsing behoeft te komen inet art. 80 R. R., de In dische Grondwet, wat altijd verkieslijk is. Ook art. 14 C. W. be houdt dan zijne volle kracht. En art. 15 C. W. wil niet zeggen, dat men in oorlogstijd of in een daarmede aequivaleerenden toestand alle burgers, „ter voorkoming van desorders of ongeregeldheden en ter stipte waarneming van de dienst" voor den gewonen krijgsraad mag doen verschijnen; want dit zoude in strijd zijn „met den zin en de bedoeling" van (art. 9) het Crimineel Wetboek in de eerste plaats; maar wel, dat het krijgsrecht eiken oorlogvoerenden staat de bevoegd heid verleent, reeds in het begin van den oorlog rechtbanken in te stellen tot berechting van niet-militaire misdrijven, op het tooneel van den oorlog gepleegd door andere personen dan die, welke een deel van de krijgsmacht uitmaken van dien staat of wel daartoe vol gens de militaire wetboeken gerekend worden te behooren. Zoo luidde eene o. i. juiste theorie der Nederlandsch-Indische Regeering. Gewoonlijk is zoodanige rechtbank, vooral in Indië, eene militaire. Was het zoo niet tijdeus den oorlog van 18591S63 in de Z/O. afdeeling van Borneo? En was de krijgsraad te velde in Atjeh en Onderhoorigheden tot in 1881 niet op dezelfde wijze samengesteld en als residentieraad zitting hebbende, niet bevoegd, kennis te nemen van misdrijven, enz. [behalve, later, van burgerlijke vorderingen tegen Europeanen] op het terrein des oorlogs van burgers? (f) Was die krijgsraad niet tevens eene militaire rechtbankzooals art. 103 van het Decreet van 1811 die waarschijnlijk bedoelt? Of iets dergelijks als het Kriegsgericht der Pruisische wet van 1851, omdat in dien krijgsraadals residentieraad fungeerende, burgerleden zitting namen? Wij zien dus hieruit, dat ook in het Indisch krijgsrecht onderscheid gemaakt wordt tusschen krijgsraden en militaire rechtbanken. Dat onderscheid kan in den vervolge behouden worden. Wordt het derhalve om welke redenen dan ook wenschelijk geacht, tijdens den staat van belegde civiele door militaire rechtbanken te vervangen, dan zou dit kunnen geschieden, op voorwaarde dat de burgersdie niet aan het Crimineel Wetboek onderworpen zijn, ook tijdens den Zie: „Indisch "Weekblad van het Recht," N° 856. (f) Zie „Koloniaal Verslag" en „Regeeringsalraanak voor Ned.-Indië1876 t/m 1881.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 61