- Si staat van beleg onderworpen blijven aan hunne eigene ivetboeken. jSTu blijft over te behandelen de vraag, op welke wijze bij die mili taire rechtbankenin het laatstbedoelde geval zitting nemende, be hoort te worden geprocedeerd. Ons dunkt, dat, met de noodige wijzigingen bij de manier van proeedeeren, kan worden gevolgd de stijl van practijk, in gebruik bij de sedert dit jaar opgeheven raden van justitie te MakassarAmbonBanda en Ternate en tevens, ver gissen we ons niet, bij den voormaligen raad van justitie te Padang. Die stijl, tot in 1810 in Nederland gevolgd en nog geldig bij de behandeling voor de tegenwoordige raden van justitie op Java en in de Buitenbezittingen van processen in zake de toepassing van bepa lingen betreffende het buitrecht ter zee van het krijgsreclit wordt ook bij de rechtspleging bij het Hoog Militair Gerechtshof en de Krijgsraden gevolgd en kan dus aan onze officieren, die volgens de beginselen van het oxxdi-Hollandsch recht moeten vonnissen, even min als aan verscheidene Indische rechterlijke ambtenaren zelfs de jeugdige, die dat recht niet kennen en onder de bestaande orga nisatie van het rechtswezen in dienst zijn gekomen, maar niettemin, ieder op hunne beurt, in afwijking van hetgeen in Nederland plaats vindt, auditeur-militair zijn geweest en dus de practijk van dat recht hebben leeren kennen onbekend zijn. In het nemen van voorloopige informatiën, het beleggen van getuigenissen, het verhooren der beschul digden, enz. zouden die militaire rechtbankenvoor de bovenbedoelde burgers zitting nemende, zich zooveel doenlijk moeten regelen naar de beginselen en voorschriften, te dien aanzien bij de „Rechtspleging bij de Landmacht" bepaald. Wordt dit door de bevoegde macht voorgeschreven in de bij ordonnantie te bepalen regelen van hetgeen bij eene verklaring- van den staat van beleg behoort te worden in acht genomen, dan komt men evenmin in botsing met het bepaalde bij art. 26 der „Algemeene bepalin- Zooals in 1873 en 1874, ingevolge artt. 125, 1° en 129, 2° b van het Regit, op de R. O. en het beleid der Justitie in N. i., de behandeling voor den raad van justitie te Batavia van de prijsver klaring door de Ned.-Indische oorlogsmarine in de wateren van Atjeh der „Mariners Hope" en lnlandsche „blockade-runners." Zie staatsblad van N. I. 20 van 1819 b. v. Zie de artt. 58 en 59 van de „Prov. Instr. v/h H. M. Gr. van Ned.-bidië."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 62