52
gen van wetgeving voor Nederlandsch-lndië" luidende„Niemand
mag tot straf vervolgd of daartoe veroordeeld worden, dan op de
wijze en in de gevallen bij de wet voorzien," ofschoon wij er na
drukkelijk moeten bijvoegen, dat aan deze wetsbepaling niet zoodanige
strekking kan worden toegekend, dat alles nietig zoude zijn, wat
maar eenigszins van de wettige manier van procedeeren afwijkt.
In de organisatie of liever samenstelling dier militaire rechtbanken
voor het hier bedoelde geval, bestaat o. i. de noodige vrijheid, die,
zooveel doenlijk, op de basis der §§11 en 12 der Pruisische Wet
van 1851 voor te schrijven: 2 burgers (liefst rechterlijke ambtenaren)
en 3 officieren, met een auditeur-militair (rechterlijk ambtenaar of
officier, liefst kapitein) en een griffier of schrijver (rechterlijk of civiel
ambtenaar of officier); de president: die van den krijgsraad of een
rechterlijk ambtenaar, volgens het oordeel van de hoogste militaire
autoriteitdie den staat van beleg heeft afgekondigd. Het aantal
van 3 officieren-leden duidt de wen schel ij kheid aan (zie ook art. 41
R. L.) om te zorgen, dat zij zooveel doenlijk, evenals in de Prui
sische Wet, minstens den rang van kapitein hebbeneen waarborg,
in het belang van den beklaagden burger, dat de instructie zijner
zaak aan minder jeugdige en meer ervaren personen wordt toever
trouwd. De aan deze militaire rechtbanken te volgen ond-Hollandsche
procedure belet o. i. niet het, zooveel doenlijk, daaraan verbinden
van de volgende voorrechten voor den beklaagde, zooals zij trouwens
reeds gedeeltelijk bestaan hebben bij de civiele rechtbanken in Indië,
waarbij die procedure in zwang wasopenbaarheid der terechtzitting
(met reserve), toelating van een verdediger (f) (idem), beperking der
voorloopige hechtenis (idem), ineensmelting der voorloopige en der ge
rechtelijke information. Die reserves kunnen, met het oog op den
Zie art. 1 van het Nederlandsch „Wetboek van strafvordering" en art. 88 R.
R. Voorts de artt. 79, 83 en 92 R. R.
Jhr. Mr. J. De Bosch Kemper: „Wetboek van Strafvordering, enz.", 1838, Ie,
deel, pag. 5. Omtrent de procedure volgens het oud-Hollandsch recht leze men pag.
67, 3e druk, van Van der JSout's Handleiding.
(t) Zooals ook voor het Hoog Militair Gerechtshof (artt. 97 en 98, Prov. Instr.)
en in Luxemburgwaar de „Rechtspleging bij de Landmacht" nog van kracht is.
Zie de Reglementen op de Strafvordering voor de voormalige raden van Justitie op
de Buitenbezittingen (R. A. 1881.)