630
proclameert, is tot dus verre niet ingetrokken, evenmin als zij gewij
zigd is bij eene latere wet.
De bjjlage A, belioorende tot Staatsblad 1882, N°. 113, is een
aanhangsel van's Konings besluit van 14 April 1882, N°. 4.Die
bijlage en het K. B. zijn aan het Leger bekend gemaakt bij de At-
gemeene Order N°. 36 van 1882.
Te vergeefs zoeken wij naar de Wet, waartoe de bedoelde bijlage
van Stbl. 113 van 1882 moet behooren, wil zij het vermogen bezitten,
eene Wet krachteloos te maken,
De Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden bepaalt, dat de
Reglementen op het beleid der Regeering in de Koloniën en Bezittingen
van het Rijk in andere werelddeelen zullen vastgesteld worden dooi
de Wet.
Hieruit volgt o. i.dat's Konings besluit van 14 April 1882,
N°. 4 (Indisch Staatsbl. N°. 113 van 1882) geenszins de strekking
kan hebben, om een fundamenteel beginsel yan het Regeerings-Re-
glement aan te randen.
De Gouverneur-Generaal is en blijft dus Opperbevelhebber over de
Land- en Zeemacht.
Opperbevelhebber is volgens onze taal hij, die een bevel voert niet
alléén, maar in wiens handen het hoogste (opperste) bevel berust
die dus, boven alle bevelhebbers geplaatst, deze te bevelen heeft.
Zoolang het Regeerings-Reglement den Gouverneur-Generaal als
zoodanig erkent, blijft hij, naar onze beseheidene meening, de Chef
van den Legercommandant, die hem te gehoorzamen heeft.
Het is eene andore vraag, die in dit Tijdschrift voldoende besproken
is, of het niet wenschelijk mag heeten, den Legercommandant te verhef
fen tot zelfstandigen en van den Gouverneur-Generaal onafhankelijken
Opperbevelhebber over de Landmacht; maar tot heden toe is dit
slechts een wensch, die op vervulling wacht, en tot zóólang mag
o. i. aan den zin van het Regeerings-Reglement geene interpretatie
gegeven wordeu, die de macht van 's Konings Vertegenwoordiger in
deze gewesten fnuikt.
Het is toch niet de fout van het Regeerings-Reglement, dat in onze
legerorganisatie onvermeld gelaten is, dat de Gouverneur-Generaal
de Opperbevelhebber der Landmacht isveeleer zouden wij tot de