"V -A. PI I A__ Eene nalezing op de Statuien van de Militaire Willemsorde. Onder de bij Zijner Majesteit's besluit van 25 Juni 1815, No. 10, vast gestelde bepalingenregelende de Statuten van de Militaire Willemsorde, gelijk die bepalingen nader bij latere besluiten zijn verklaard, worden er enkele aangetroffendie boog noodig herzien moeten worden. Deze onze qualificatie van „boog1 noodig" steunt op het algemeen geldend beginsel, dat er geen wetten moeten zijn, die met der daad niet opgevolgd kunnen worden, dan wel waarvan afwijking toegestaan wordt en van lieverlede tot regel is gemaakt. In het welbegrepen belang der krijgstucht en ter aankweeking' van eerbied voor bestaande wetten moet namelijk geen enkel voorschrift be houden blijven, zoodra de uitvoerbaarheid er van niet doenlijk voorkomt. Om aan te duiden bepaaldelijk in ging noodig is, zullen wij hieronder schrift naschrijven en ter rechterzijc delijken. Artikel 2. Aan dezen algemeenen regel zullen getoetst worden alle bijzondere krijgs daden, door welke men meeneu zoude op de Militaire Willemsorde aanspraak te kunnen makendoch welke die belooning slechts verdienen wan neer zij het uitwerksel zijn geweest van uitstekenden moedbeleid of trouwals bij voorbeeld het winnen van veld- en zeeslagenhet nemen van vestingenschepen, sterke posi- Wij curaiveerun. welke artikelen der wet eene wijzi- ter linkerzijde het betrekkelijk voor- 3 onze meening daaromtrent verdui- Artikel 2. Het is, naar onze meening, min der oordeelkundig gezien, om in de Wet te spreken van belooning ver dienen'''' en daarna een tal van feiten te omschrijven, die aanspraak op zoodanige verdienste geven. Daardoor toch wordt het zooge naamd reclameeren van het Ordetee- ken in de hand gewerkt. Wie „een bedreigd punt ter hulpe is gesneld" (wij doen slechts

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 643