tragen, de verwonding, doodslag of moordgepleegd op de met het
hoogste gezaggedurende den staat van oorlog of van belegbelaste
personenenz. enz. Al deze misdrijven, in tijd van oorlog door burgers
gepleegd, strekken bepaaldelijk ten nadeele van de landsverdediging
en de strijdbare macht van den staat en behooren dus o. b, ingevolge
art. 6 C. W., door de krijgsraden te worden berecht. Zoo luiden
b. v. artt. 49, 50 en 63 van de misdrijven tegen de inwendige
veiligheid van Nederlandsch-IndiS) uit het Indisch „Wetboek van
strafrecht voor Europeanen(49) „De aanslag of samenspanning,
die ten doel heeft hetzij de omstooting of verandering der ïtegeering,
hetzij het in de wapenen brengen der ingezetenen tegen het in Neder-
landsch-Indië gevestigd gezag, wordt met den dood gestraft." (50)
„Ook wordt met den dood gestraft de aanslag of samenspanning, die
ten doel heeft hetzij burgeroorlog te verwekken, door de ingezetenen
tegen elkander te wapenen of hen tot die wapening te brengen,
hetzij het brengen van verwoesting, moord of plundering in eene of
meerdere plaatsen.(63) „De opruiing tot de misdrijven, in deze
afdeeling vermeld, welke, ingevolge art. 25, N° 4, als medeplichtigheid
moet worden aangemerkt, is, wanneer zij geenerlei gevolg heeft gehad,
strafbaar met de verbanning." Zouden burgersdie zich in tijd
van oorlog aan de hier genoemde misdrijven schuldig maken of daarvan
beschuldigd worden, niet, ingevolge art. 6 C. W., voor een krijgsraad
in stede van een raad van justitie moeten terechtstaan? Hoeveel
meer voorbeelden zoude men niet uit de Indische wetboeken
kunnen halen
A olgens de Duitiche wetgeving zullen de hierboven bedoelde con
flicten tusschen den militairen en den burgerlijken rechter over
hunne rechtsmacht gedurende den staat van oorlog en van beleg
minder kunnen plaats hebben dan onder onze tegenwoordige wetgeving
in Indiè. Men dankt dit voordeel aan de Pruisische Wet op den
staat van beleg van 1851. Die wet kent voor de hier besproken
exceptioneele toestanden twee rechtbankeneen, den krijgsraad, voor
militairen en de gewone rechtbank, voor de burgers; en dan nog
een derde, speciale rechtbank, het Kriegsgerichtvoor militairen en
Zie ook de artt. 52, 53 en 66 van het Wetboek van strafrecht voor Inlanders.
Be andere artt. uit beide wetboeken, welke wij bedoelen, zullen later aangehaald worden.