- 68
of welke redenen dan ook, in dit praerogatief der Justitie en van
het hoogste gezag in Indië treden, wanneer hij zulks voor de open
bare orde of veiligheid noodig acht.
Hij mag om die redenen aan personen, wier aanwezigheid de rust
en orde in de waagschaal stelt, het verblijf in het gewest of de
plaats, in staat van oorlog of van beleg verklaard trots alle be
palingen op het recht van verblijf in Ned.-Indië ontzeggen, naar
mate de nabijheid des vijands zulks urgent doet zijn. Hij treedt
zoodoende in de praerogatieven, bij de artt. 45, 46, 47 en 48 R. R.
den Gouverneur-Generaal toegekend, en hij mag dat doen, zonder
dat de Opperlandvoogd zooals artt. 48 R. R. wil den betrok
ken persoon in zijne verdediging heeft gehoord. Hij mag zelfs
méér dan dat doen. Ons militair strafrecht verwijst naar de krijgswet,
nog altijd het Decreet van 1811; en dit geeft hem de bevoegdheid,
zelfs personen het verblijf in eene in staat van beleg verklaarde
plaats te ontzeggen, die daar tot de categorie der onnutte monden
behoorenOok, om, in het belang der rust en orde, ten allen tijde
bij de ingezetenen huiszoeking te gelasten.
„Niemand kan van zijn eigendom worden ontzet dan ten algemeenen
nutte, op de wijze bij algemeene verordening bepaald en tegen voor
afgaande schadeloosstelling," zegt de le alinea van art. 77 R. R.
Er moet zelfs overeenstemming zijn tusschen Gouverneur-Generaal
en Raad van Indië bij het constateeren van algemeen nut. Gedu
rende den staat van oorlog of van beleg is dat echter niet noodig.
Dan is de hoogste militaire autoriteit bevoegd, onverwijlde inbezit
neming te gelasten en eerst later de schadeloosstelling te geven. Alle
formaliteiten tegenover den rechter hebben dan niet plaats. Zelfs
is die autoriteit, volgens art. 67 der „Bepalingen betreffende de ont
eigening ten algemeenen nutte in Nederlandsch-Indië1bevoegd,
de onverwijlde inbezitneming van roerend goed te gelasten. En zij,
die zich daartegen verzetten, halen zich eene der straffen op den
hals, vermeld in de I en II der afdeeling IY, hoofdstuk III, titel
I der beide Indische strafwetboeken. Voor het opiverpen van veld
werken en verschansingen als anderszins, ter verdediging tegen den
vijand, op particuliere gronden, wordt de opvolging van geene enkele
Zie Indisch Staatsblad No. 6 van 1864, enz.