76
aantal dienstjaren verzekerd; alleen bij de militaire apothekers kan,
door de wanverhouding tusschen lste en 2de klasse, promotie nog al
lang 7 dikwijls zeer lang uitblijven. Yoorts genieten de officieren
van gezondheid 50 toelage voor het waarnemen van den civielen
geneeskundigen dienst; ook aan apothekers is op hoofdplaatsen eene
subsidie toegekend. In geen dezer voorrechten deelt de paardenarts.
Blijkens de begrooting voor Nederlandsch-Indië, jaar 1883, zullen
maatregelen worden getroffen, om de promotie voor de officieren van
gezondheid sneller te doen'plaats hebben en de traktementen, door
periodieke verhoogingen, eenigszins beter te maken. Yoor de paar
denartsen echter zijn traktementen en promotie voldoende bevonden.
Het is te begrijpen, dat het zeer ontmoedigt, als men zulke toe
standen voor oogen ziet en het Gouvernement niet de minste po
gingen in het werk stelt, om de billijkheid te betrachten.
Een andere kwaal, waaraan het korps lijdt, is de totaal onvoldoende
formatie. Dientengevolge moet in vrij sterke garnizoenen, als Soerabaia,
Makassar, Padang-Pandjang, de dienst meestal gedaan worden door
wachtmeesters, of „wie maar aanpakken durft." Waar in Nederland
het empirisme niet meer geduld wordt, geeft men in Indië Gou-
vernements-goederen, een aardig kapitaaltje representeerende, er aan
prijs. Onze positie tegenover het Leger zal daardoor er niet beter
op worden. Het klopt niet met het streven van het Gouvernement, dat,
in alle militaire zaken, militair in strictu sensu wil zijn, en juist hier
zoo faalt, waar met geringe kosten zooveel te verbeteren zoude zijn.
Nu de groote vraag: hoe eene regeling te treffen, welke aan de
eischen des tijds volkomen voldoet.
Twee eenvoudige en afdoende oplossingen zijn daarvoor te geven.
De eerste, als verreweg de rationeelsteis, dat het Gouvernement de
paardenartsen transformeert in civiele veeartsen. De reorganisatie
van dit laatste korps kan en mag niet langer uitblijven. De veepest
in West-Java toch heeft het Gouvernement voldoende geleerd, wat
de oorzaak is, dat die ziekte zulke verwoestingen onder den veesta
pel heeft aangericht en nu weer het hoofd begint op te steken.
Wellicht hadden, bij een flink georganiseerden veeartsenijdienst, de
ƒ7.000.000 tot de helft gereduceerd kunnen worden.
Door de paardenartsen als Gouvernements-veeartsen aan te stellen,