86 In de nieuwere militaire strafwetten, zoo ook in de bij ons geldende, is de afschrikkingstheorie opgenomen, hetgeen vooral uit de artikelen betrekking hebbende op de insubordinatie en lafheid blijkt. De gemeene misdaden en overtredingen zijn misgrijpen tegen de zedenwet en de ordelijkheidvan daar dat daarbij de straf zwaarder moet zijn naarg elang de daad grootere verdorvenheid en dieper zedelijke gezonkenheid aantoont. De hoegrootheid der veroorzaakte schade en het gevaar voor de orde zullen meestal slechts in de tweede plaats in aanmerking komen. Daarentegen zijn de militaire misdaden en overtredingen misgrijpen tegen de militaire discipline; daarbij treedt het objectieve gezichts punt meer op den voorgrond, en de straf wordt overwogen in ver band met het gevaar en het nadeel, aan de discipline en de veiligheid der troepen door de daad veroorzaakt. De straffen van het Romeinsche militaire strafrecht kunnen in ka pitale en niet-kapitale worden onderscheiden, naargelang de straf het leven bedreigt of dit niet het geval is. In de eerste tijden der Ro meinen was de doodstraf nagenoeg de eenigste straf voor alle mili taire overtredingen. Eerst later werden naast de doodstraf nog an dere straffen ingevoerd. Deze doodstraffen zijn 1. De onthoofding (decollatio), die meestal door den Lictor met de bijl, dikwijls echter ook door een soldaat met het zwaard werd uitgevoerd. 2. Het Fustarium, het dood-zweepen. Hierbij werd de veroor deelde door den Tribuun met diens staf aangeraakt, waarop hij door alle soldaten met stokken en steenen werd aangevallen en zoolang geslagen tot hij dood neerviel. De doodstraf door ophangen of de veroordeeling tot het gevecht met wilde dieren werd in den regel niet op soldaten toegepast, om dat deze straffen volgens Romeinsche inzichten iets vernederends had den, en daarom niet met het militaire karakter waren overeen te bren gen. Het was dus volgens Romeinsche begrippen niet onrechtvaardig den soldaat wegens militaire delicten tot den dood te veroordeelen, maar kwam een onteerende straf niet overeen met het militaire decorum. Slechts zij, die naar den vijand overliepen, en soldaten, die zich aan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 97