90 "Weet hij dan niet hoeveel van de '180 toegestane patronen tegen woordig door elk soldaat verschoten worden en wat de oorzaak daar van is; hij neme eens een schietregister ter hand en zie wat hem dat zegt. Zoolang het door verschillende oorzaken, te veel en te verscheiden om hier op te noemen, niet mogelijk is den man gemiddeld meer dan de helft van het toegestane aantal patronen, alles daaronder be grepen, te laten verschieten en dus het cijfer van 180 als een was sen neus moet worden beschouwd, zoeke men die oorzaken weg te nemen; dat en geen andere is voorshands de weg tot afdoende ver betering. Aan ons voorschrift kleven zeer zeker gebrekende hemel beware ons echter voor wijzigingen op zulke losse en ten deele onjuiste gronden als door „Een Infanterist", ik zal niet zeggen ontwikkeld, want daar van is geen sprake, maar botweg voorgesteld zijn. Nu dit reglement vernieuwen, dan een ander bij een herdruk wij zigen, een andermaal aan een voorschrift iets toevoegen zonder verband of leidend beginsel, alles aan één persoon als bijzaak bij andere werk zaamheden opgedragen, nu eens aan dezen dan aan een anderdie han delwijze heeft gemaakt, dat een stelsel en een innig verband in onze reglementen en voorschriften niet te vinden is. Wjjziging moet plaats hebben van den grond af, niet door één persoon, maar een commissie van bevoegde deskundigen, werkende naar een vast plan en met één doel voor oogen. Laat ons hopen dat het hiertoe in een niet verafgelegen toekomst komen zal en laat iedereen door ernstige studie en degelijke voor lichting medewerken, om dat zoo gewichtige werk gemakkelijk te ma ken; maar niet door allerlei dikwijls onberedeneerde voorstellen, die de goede zaak meer schaden dan baten. Atjeh, 5 April 83. E. K. A. d. N.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 101